Op stap met Karl Hens, onze oudste vrijwilliger, in Blaasveldbroek
Karl Hens is met zijn 88 jaar de oudste vrijwilliger van Natuur en Bos. Hij gidst in het prachtige Blaasveldbroek (Willebroek) en staat in voor het museum aldaar. Dat hij de nestor is, wist hij helemaal niet, getuige zijn mail: “De inhoud van uw berichtje overvalt me; ik ben de oudste vrijwilliger-natuurgids van het Agentschap voor Natuur en Bos? En u wilt precies door die oude kennis maken met Het Blaasveldbroek en zijn museumpje?” Jazeker! Op een zonnige dag klap ik mijn laptop dicht en trek ik met stevig schoeisel het Broek in voor een goed gesprek over een boeiend leven in een al even boeiend natuurgebied.
Karl wacht me op aan het infobord aan de ingang van Blaasveldbroek, waar hij meteen begint te vertellen over het natuurgebied. Tot hij plots beseft dat hij zich nog niet heeft voorgesteld. “Ja, ik ben Karl. Ik ben hier in de streek geboren, daarom ligt het ook zo nauw aan mijn hart dat ik dit nog mag en kan doen. Ik heb heel mijn jeugd in Wintam gewoond en in de bossen en polders gespeeld. Zo is mijn liefde voor avontuur ontstaan. Ik heb gestudeerd aan het Universitair Instituut voor de Overzeese Gebieden (UNIVOG) in Antwerpen, op Campus Middelheim, waar nu de universiteit van Antwerpen is. Na mijn militaire dienst ben ik getrouwd en zijn we samen naar Congo getrokken. Toen ik terugkwam kon ik gaan lesgeven in het Sint-Lucas Schaarbeek. Dat heb ik gedaan tot aan mijn brugpensioen in 1988.”
We duiken het natuurgebied in en wandelen langs enkele visvijvers. “Kijk, hier zie je wissels van bevers en van de eenden. In de kant zouden we knaagsporen moeten kunnen zien.”
“Ik ben hier natuurgids geworden in 2000. Ik was al van jongsaf geïnteresseerd in natuur. Dat is begonnen dankzij mijn grootvader. Hij had een abonnement op de dierentuin van Antwerpen en ging met zijn kleinkinderen vaak naar de dierentuin. Toen ik met pensioen ging heb ik een cursus natuurgids gevolgd. Eerst kon ik gidsen in de dierentuin van Planckendael, ik woonde toen in Mechelen. Toen ik naar Willebroek verhuisde, werd ik gevraagd om hier te komen gidsen. Ik geef rondleidingen aan volwassenen en kinderen, maar ik begeleid het liefst de lagere scholen omdat jonge kinderen het meest geïnteresseerd zijn.”
“Onze vereniging, de ‘Natuurgidsen Broekgebieden Willebroek’, bestaat momenteel uit 12 gidsen. We zijn allemaal lid van de VMPA, de Vereniging voor Milieueducatie van de Provincie Antwerpen. Ook de boswachter van het gebied, Hans Van Praet, is lid. Hij zorgt heel goed voor ons. We hebben ook veel steun van Natuur en Bos. Wij hebben allemaal een uniform gekregen: een T-shirt en een fleece. Daarnaast hebben we een brooddoos, laarzen en een mooie zak van de vrijwilligerswerking. Uiteraard krijgen we ook financiële ondersteuning om af en toe wat educatief materiaal te kopen, zoals een boek. Ik wil dit zo lang mogelijk blijven doen. De tochten worden wel wat moeilijker op fysiek vlak, maar het museum kan ik hopelijk nog lang openhouden.”
(Klein)kinderen in Ecuador
“Oh, daar liep een wezel over het pad! Heb je het gezien?” Helaas, mijn ongeoefende oog heeft het gemist. Ik vraag Karl naar zijn familie, en of ze hier ook wel eens komen wandelen?
“Ik heb kleinkinderen en zelfs al een achterkleinkind, die komen heel graag naar dit gebied als ze mij komen bezoeken. Het laatste jaar was dat wel moeilijk met corona. Ze wonen nogal ver. Mijn jongste zoon woont in Dilbeek, mijn oudste zoon woont in Ecuador. Ecuador is een prachtig land. Ik ben er al acht keer geweest, telkens voor twee maanden. Ik heb Europa gezien, Congo, een deel van Noord-Amerika… Nationaal Park Yellowstone was indrukwekkend. In Ecuador is het natuurpark Cajas magnifiek. Maar Blaasveldbroek is ook mooi hoor! Het laatste anderhalf jaar met corona heb ik wel niet zoveel kunnen doen. Het museum was gesloten en op het terrein kon ik niet meer zo goed uit de voeten.”
We houden even halt bij een hek. “Kijk, hier stond vroeger een boerderij waar een boerenkrijgleider zich had verborgen. Hij was vogelvrij verklaard en had zich hier verstopt. Maar dat is nu allemaal verdwenen. Rechts van ons is het ontoegankelijke gebied. Verschillende delen van Blaasveldbroek zijn gesloten om de dieren wat rust te geven.”
“Onze gidsenwerking is echt een toffe bende. Er zijn een paar gidsen die nog werken, maar de meesten zijn al gepensioneerd. Er zou wel een beetje jong volk mogen bijkomen. Iedereen heeft zijn eigen specialiteit of voorkeur qua rondleidingen of gidsbeurten. We hebben een heel dynamische voorzitter, die ons in alle opzichten goed steunt. Af en toe maken we een studiereis naar andere natuurgebieden in België en Nederland. Daar leren we wel veel van. En we amuseren ons dan ook goed natuurlijk.”
Plots wandelen we het bos uit. “Nu komen we aan de Watersportbaan, die moeten we even volgen en dan duiken we opnieuw het Broek in. Dit is van Sport Vlaanderen. Het is een van de beste roeibanen ter wereld. Hier komen zelfs Australiërs trainen. De baan is 20 meter diep, wat redelijk uniek is, en 2,4 kilometer lang. Er zijn ook overnachtingsbungalows voor scholen. Die scholen combineren hun watersportweek vaak met een bezoek aan het Broek. Dan geven wij hen een rondleiding.”
“Misschien zien we wel enkele interessante watervogels. Daar, een fuut. Dat is mijn favoriet. Hij duikt net weg. Er zitten hier ook waterhoentjes en meerkoeten. Waterhoentjes hebben geen zwemvliezen, die hebben tenen zoals een kip, een hoen dus. Meerkoeten hebben lobben aan hun tenen, daardoor kunnen ze beter zwemmen. We hebben hier zelfs ooievaars. In Planckendael heb je een grote kolonie, die zwermen uit tot hier.”
Grazers op de stiltewandeling
“Blaasveldbroek is 2 kilometer lang en 2 kilometer breed. Hier aan de rechterkant is nog een droog stuk. Daar staan soms de grazers, konikpaarden, in het ontoegankelijk gebied. Enkele weken geleden zijn we daar met de gidsen en boswachter Hans door gewandeld. Dat is een voorrecht als gids natuurlijk, dat je dat mag. We hebben ook een stiltewandeling door het afgesloten gebied. Die stiltewandelingen begeleid ik graag. Je mag dan wel iets vertellen hé, je moet niet heel de tijd stil zijn. Maar iedereen is rustig, je hoort veel meer: het gekwetter van de vogels, het ruisen van de bomen…”
“We proberen als gidsen de mensen meer natuurminnend te maken, we willen hen de liefde voor de natuur bijbrengen, want zoals we nu bezig zijn is het toch maar triestig. Die ontbossing in het Amazonewoud in Zuid-Amerika bijvoorbeeld, daar kan ik zo kwaad om worden.”
“Nog 100 meter en we kunnen weer het Broek in, daar is het wat koeler. Als je gaat wandelen in het bos moet je best iets op je hoofd zetten en een lange broek aandoen voor de teken. Voilà, we zitten weer in het bos. De ingang alleen al is zo indrukwekkend, de natuur is prachtig. Ook de infoborden zijn mooi uitgewerkt. Alles is duidelijk aangeduid, de boswachter doet dat goed.”
Of hij soms nog in andere gebieden gidst? “Toen ik nog beter ter been was gidste ik ook in Klein-Brabant, de streek waar ik ben opgegroeid. Er is een groep natuurgidsen in Bornem, waar we heel goed mee samenwerken. Maar nu beperk ik me tot Blaasveldbroek. Voor corona gidste ik een paar keer per week. Ik had toch niet veel anders te doen.”
Paradijs voor kinderen én bevers
We komen in de buurt van de boswachterswoning. “Hier is een speelzone, daarachter staat de blokhut en het ottereilandje. De boomgaard is net weer wat gesnoeid zie ik. Er zijn zelfs enkele jonge bomen aangeplant. Boswachter Hans houdt hier gewoonlijk ook enkele varkens. Dat vinden kinderen fantastisch. Ik vertel dan ook graag over het verschil tussen varkens die opgroeien in een kwekerij, en varkens hier in de natuur, die leven van eikels en appels. Dat is toch wel wat anders. Ook de eieren van de kippen van Hans zijn veel beter dan die van de supermarkt. Hij heeft zelfs een groep Mechelse koekoeken. Als we vergaderen met de gidsen bak ik op voorhand een appelcake. Van tijd tot tijd geeft Hans me daarvoor wat eieren van zijn kippen.”
We lopen verder. “Kijk, in dit vijvertje is de bever voor de eerste keer weer gespot door Hans. Het is hier prachtig met de watervogels en de libellen. De kinderen mogen hier naar hartenlust spelen aan de waterkant. Wat verderop staat de blokhut waar scholen of families gebruik van kunnen maken om te schuilen of hun boterhammen op te eten. Als ze op voorhand verwittigen, steekt Hans de kachel aan. Hij zet zich met hart en ziel in voor het gebied. En hier, op deze speelweide, tonen we jaarlijks een kinderfilm bij de activiteit Film in het Bos tijdens de Week van het Bos.”
Ik kijk mijn ogen uit: een boomstammenparcours, een meterslange houten eettafel, een zandbak met een waterpomp (al is die tijdelijk buiten werking) en een meettoestel met een bever erop. “Hier kunnen kinderen zien of ze groter zijn dan een bever. Het lichaam van de bever is 1 meter lang, zijn staart is 30 cm. Samen is hij dus 130 cm. Een otter is iets kleiner.” Dit is echt een speelparadijs voor kinderen. En dan heb ik het museum nog niet gezien! “Vanaf juli zal het museum elke zaterdag en zondag geopend zijn, als corona geen roet in het eten gooit (zie openingsuren onderaan dit artikel, nvdr). Dat kan ik nog blijven doen. Zo blijf ik toch nog een beetje onder de mensen.”
Mammoet in het museum
Karl tovert de sleutel van het museum uit zijn zak en laat ons binnen. In het museum hangen oude en nieuwe kaarten van het gebied. Er staan ook maquettes die het Broek tonen van 1100 tot nu. Toen ze de watersportbaan hebben uitgebaggerd, hebben ze skeletresten van mammoeten en andere voorhistorische dieren gevonden. Ook die worden er uitgestald. Erg indrukwekkend allemaal.
“Hier zie je de evolutie van het gebied, van de IJstijd tot nu,” vertelt Karl. “Tijdens de industrialisatie, twee eeuwen geleden, hebben ze hier in het Broek populieren aangeplant, voornamelijk voor de fabriek Union Allumetière voor het maken van lucifers. Dat bedrijf had een 30-tal ha eigendom in Het Broek. Dat was geen natuurlijk bos, dat zie je op de foto’s. Die populieren zullen nu verdwijnen ten voordele van inheemse bomen. Zo wordt het gebied omgevormd tot hooiland, bloemenweide en rietvelden. Dan gaan er weer meer orchideeën komen. Mensen denken dat orchideeën alleen in de tropen voorkomen, maar je hebt ze hier ook. De vijvers zijn dan weer relicten van de turfwinning.”
Ik zie ook veel kasten met opgezette dieren. “Dat is een erfenis van de dierentuin van Antwerpen. Toen de Koningin Elisabethzaal werd gebouwd, moesten die weg. Op de bovenste verdieping vind je er nog veel meer.” We bestijgen de steile trap. Eén zaal belicht het werk van de boswachter en geeft meer uitleg over het bos, aan de hand van computers, maar ook aan de hand van een grote verzameling aan houtsoorten. Ik mag raden welke houtsoort het zwaarst is. Niet de eik maar de kerselaar, al is het verschil niet zo heel erg groot, geeft Karl grif toe. Er staat een grote houten xylofoon in het midden van het zaaltje, gemaakt uit verschillende houtsoorten, allemaal met een andere hardheid en dus ook een andere klank. “Dat is ook altijd een groot succes bij de kinderen. Sommigen kunnen zelfs een echte melodie spelen.”
In de vogelzaal spot ik de koekoek, verschillende soorten veldvogels, watervogels, uilen en roofvogels. “Die zitten hier allemaal,” zegt Karl trots. Zelfs de halsbandparkiet is aanwezig. “Ja, dat is een exoot. Na de expo in 1958 hebben ze die hier losgelaten. Ze hebben zich lustig voortgeplant in onze contreien.”
Dan valt boswachter Hans plots binnen. Hij komt even dag zeggen en geeft Karl snel nog wat verse eitjes van zijn kippen mee voor de vrijwilligersvergadering volgende week, waarbij de cake van Karl blijkbaar niet mag ontbreken.