1 Context en bronvermelding

Dit document beschrijft een aantal meetvragen op basis van de gegevens van de Vlaamse bosinventaris.

Voor meer context : zie website van het Agentschap Natuur en bos

Bronvermelding : Govaere L. & Leyman A. (2022). Vlaamse bosinventarisatie Agentschap Natuur en Bos (VBI1: 1997-1999; VBI2: 2009-2018).



2 Natuurlijke verjonging

Het al dan niet voorkomen van zaailingen in de kruidlaag (< 80 cm hoogte) geeft een beeld van de natuurlijke verjonging.

Naast soortenrijkdom, dood hout en structuurdiversiteit is ook de mate van inheemse verjonging een indicatie voor de natuurlijkheid van een bos. De bosinventarisatie kijkt hoe het met die verjonging en met de verjonging van uitheemse en invasieve soorten gesteld is en of er trends te detecteren zijn.

De bepaling van inheemse en uitheemse boomsoorten baseert zich op de lijst van inheemse bomen en struiken in Vlaanderen van Van Den Meersschaut et al. (2001).
Als invasieve exoot wordt momenteel enkel Amerikaanse vogelkers beschouwd.


2.1 Kans op voorkomen van natuurlijke verjonging

Onderstaande figuur en tabel tonen de kans op natuurlijke verjonging van inheemse, uitheemse en invasieve soorten voor heel Vlaanderen (zaailingen in de kruidlaag, < 80 cm hoogte).

De kans op natuurlijke verjonging is zo goed als niet gewijzigd tussen de eerste en tweede bosinventarisatie.







2.2 Abundantie aan natuurlijke verjonging

De abundantie aan natuurlijke verjonging wordt uitgedrukt als percentage bodembedekking, aan de hand van de schaal van Braun-Blanquet.

Onderstaande grafiek en tabel tonen de gemiddelde abundantie van inheemse, uitheemse en invasieve boomsoorten (gemiddelde op basis van de plaatsen waar verjonging van de soort effectief voorkomt).

Als er verjonging voorkomt, lijkt deze meer uitgesproken te zijn dan vroeger. Deze stijging is het hoogste bij de uitheemse soorten.







3 Doorgroeiende verjonging

De natuurlijke verjonging krijgt niet steeds de kans om door te groeien. Om zicht te krijgen op de verjonging die kans maakt om zich daadwerkelijk te vestigen, kijken we naar de doorgroeiende verjonging (boompjes dunner dan 7 cm diameter en hoger dan 2 meter).

Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen natuurlijke verjonging en kunstmatige verjonging.


3.1 Kans op voorkomen van doorgroeiende verjonging

Onderstaande figuur en tabel tonen de kans op voorkomen van doorgroeiende verjonging van inheemse, uitheemse en invasieve boomsoorten voor heel Vlaanderen.

De bosinventarisatie stelt een stijging vast bij zowel de inheemse, uitheemse als invasieve soorten.







3.2 Stamtal doorgroeiende verjonging

Onderstaande grafiek en tabel tonen het gemiddelde stamtal per hectare van inheemse, uitheemse en invasieve boomsoorten (gemiddeld stamtal berekend op basis van plots waar deze verjonging ook effectief voorkomt).

De grote betrouwbaarheidsintervallen laten niet toe om een evolutie vast te stellen.







4 Natuurlijke verjonging per bostypegroep

We baseren ons voor de bepaling van de bostypes op het overzicht van de bostypes in Vlaanderen zoals beschreven in het boek: Bosplantengemeenschappen in Vlaanderen Meer informatie vind je op de website van Ecopedia.

Bepaalde bostypes komen te weinig voor om betrouwbare uitspraken te doen over de aanwezige verjonging.
Daarom beperken we ons hier tot drie grote groepen van de meest voorkomende bostypes (min. 50 waarnemingen per groep en per periode):

  • D - Essen-Elzenbos & E - Iepen-Essenbos –> D + E
  • G - Essen-Eikenbos & F - Esdoornen-Essenbos –> F + G
  • H - Eiken-Beukenbos & I - Dennen-Eikenbos – > H + I

Wie geïnteresseerd is in resultaten per bostype, kan deze onderaan de pagina downloaden. Hou er echter rekening mee dat de nauwkeurigheid voor de zeldzamere bostypes heel laag is door het beperkt aantal waarnemingen.


4.1 Kans op voorkomen

Hoe de verjonging zich manifesteert per bostypegroep is te zien in onderstaande grafiek en tabel.

Ook hier zien we weinig veranderingen tussen beide bosinventarisaties.







4.2 Abundantie

De gemiddelde abundantie per bostypegroep wordt weergegeven in onderstaande grafiek en tabel (gemiddelde abundantie berekend op basis van plots waar deze verjonging ook effectief voorkomt).

Door de soms vrij hoge betrouwbaarheidsintervallen zijn er weinig conclusies te trekken. Enkel bij de drogere bostypes (H + I: Eiken-Beukenbos & Dennen-Eikenbos) zien we een lichte stijging van de abundantie aan natuurlijke verjonging.





5 Doorgroeiende verjonging per bostypegroep


5.1 Kans op voorkomen

Hoe de verjonging zich manifesteert per bostypegroep is te zien in onderstaande grafiek en tabel.







6 Referenties

Cornelis J., Hermy M., Roelandt B. & De Keersmaeker L. (2009). Bosplantengemeenschappen in Vlaanderen, een typologie van bossen gebaseerd op de kruidlaag. (INBO.M.2009.5). Agentschap voor Natuur en Bos en Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel, 320 p.

Van Den Meersschaut D., Vandekerkhove K., Van de Kerckhove P., Delbecque F., & Van Slycken J. (2001). Selectie en evaluatie van indicatoren en uitwerking van een praktisch bruikbare methodologie voor de beoordeling van biodiversiteit in bossen. Eindrapport project Vlaams Impulsprogramma Natuurontwikkeling VLINA/C96/04. Rapporten van het instituut voor bosbouw en wildbeheer (IBW Bb R.2001.009), Brussel.



8 Downloads

KansOpNatuurlijkeVerjonging_InhUIthInv.csv

AbundantieNatuurlijkeVerjonging_InhUIthInv.csv

KansOpDoorgroeiendeVerjonging_InhUIthInv.csv

StamtalDoorgroeiendeVerjonging_InhUIthInv.csv