Grasland met blauwe knoop
Regio
Vlaams-Brabant

LIFE HARWIN

Het project LIFE HARWIN wil natuurherstel realiseren in de valleien van de Winge en de Motte. Daar beheren we samen met Natuurpunt heel wat natuurgebieden.

Wat is LIFE HARWIN?

Het project LIFE HARWIN (HAbitat Restoration in the WINge valley) wil een grootschalig natuurherstel realiseren in het habitatrichtlijngebied ‘Valleien van de Winge en de Motte met valleihellingen’ (BE2400012). Wij beheren daar samen met Natuurpunt een grote oppervlakte natuurterreinen binnen dit projectgebied. Voor ons agentschap gaat het om de domeinen Walenbos, Tieltse Motte-Ossenberg, Troostembergbos, Beninksberg, Chartreuzenbos en de Wingevallei tussen de Gempmolen en Vlasselaar, op het grondgebied van de gemeenten Tielt-Winge, Holsbeek en Rotselaar. Samen goed voor iets meer dan 700 hectare. 

Natuurpunt beheert in hetzelfde gebied de erkende reservaten Wijngaardberg, Hagelandse vallei, Hagelands bos, Tussen Twee Motten, De Spicht, Koebos en de Bronbossen van Pellenberg, samen ongeveer 250 hectare.

Bijzonder aan het project is dat er naast de omvormingswerken voor het herstel van heide en schraalgraslanden en de kwaliteitsverbetering van bossen bijzondere aandacht gaat naar het herstel van restpopulaties van een reeks regionaal zeldzame plant- en diersoorten. Dat gebeurt met een programma van translocatie en herintroductie van individuen, zaden of ex-situ opgekweekte planten afkomstig uit de laatste populaties rond het projectgebied. Zo krijgen soorten en habitats die elders in het Hageland dreigen te verdwijnen duurzame overlevingskansen binnen het habitatrichtlijngebied. 

Projectpartners, -budget en -duur

Wij staan samen met Natuurpunt Beheer in voor de uitvoering van de herstelmaatregelen in de domeinen en stellen in het kader van dit project onze beheervisies op elkaar af. De Universiteit Antwerpen, Natuurpuntstudie vzw en Agentschap Plantentuin Meise zorgen voor de wetenschappelijke begeleiding van het project en staan in voor het herintroductieluik. Daarbij wordt ook samengewerkt met vrijwilligers. De projectpartners Het Levend Archief (Nederland) en Eurosite zorgen voor kennisuitwisseling met Nederlandse en andere internationale projecten. 

Het project startte in januari 2023 en loopt tot eind 2028.
Het projectbudget bedraagt 8,5 miljoen euro, waarvan 2,6 miljoen euro voor projecten van Natuur en Bos. 60% van de bedragen wordt gefinancierd vanuit het Europees LIFE-programma.

Op deze webpagina vind je uitgebreide informatie over de projecten in de domeinen van het Agentschap voor Natuur en Bos. Algemenere info over het HARWIN-project en over de projecten in de gebieden van Natuurpunt vind je op www.natuurpunt.be/projecten/life-harwin.

Projectdoelen LIFE HARWIN

  1. Het is de ambitie om binnen het projectgebied ecologisch herstel en kwaliteitsverbetering te realiseren over een oppervlakte van 350 ha soortenrijke habitats. De locaties voor herstel en kwaliteitsverbetering worden aangrenzend gekozen om de habitatconnectiviteit te herstellen en een gunstige habitatgrootte te bereiken.
    • Grasland: herstel en kwaliteitsverbetering van 85 ha blauwgraslanden (6410), moerasspirearuigtes (6430) en glanshaverhooilanden (6510)
    • Heide: herstel en kwaliteitsverbetering van 30 ha heischraal grasland (6230*), droge heide (4030) en vochtige heide (4010)
    • Water: herstel en kwaliteitsverbetering van 3 ha water met kranswiervegetaties (3140), van nature eutrofe plassen (3150) en mesotrofe plassen met drijvende waterweegbree (3150meso)
    • Moeras: herstel en kwaliteitsverbetering van 2,5 ha overgangs- en trilveen (7140) en kalkmoeras (7230)
    • Bos: herstel en kwaliteitsverbetering van 230 ha eiken-beukenbos (9120), alluviaal bos (91E0*) en eiken-haagbeukenbos (9160)
  2. Op wetenschap gebaseerd herstel van relictpopulaties van belangrijke fauna en flora via translocatie (herintroductie en bijplaatsing) met behulp van individuen of zaden van lokale genetische oorsprong. Dit om de EU-brede, maar nog steeds onderschatte, dreiging van uitsterven van soorten aan te pakken. Het project mikt op het herstel van duurzame populaties van een 20-tal bedreigde plantensoorten (o.a. blauwe knoop, betonie, zaagblad, grote tijm, zwartblauwe rapunzel, klokjesgentiaan, kleine schorseneer…) en veldkrekel.
  3. Identificatie van de beste methoden voor habitatherstel en de herintroductie van soorten via een innovatief kader van samenwerking tussen natuurbeheerprofessionals, -vrijwilligers en -wetenschappers.
  4. Bijdragen aan het sociaaleconomisch potentieel van het gebied door mogelijkheden voor natuurgerichte recreatie te verbeteren, vrijwilligers en buurtbewoners te betrekken, burgerwetenschappelijke monitoring te stimuleren en lokale belanghebbenden te betrekken.

Projectdoelen van Natuur en Bos binnen LIFE HARWIN

Binnen de natuurgebieden van Natuur en Bos wordt het herstel en kwaliteitsverbetering van 194 ha habitats beoogd. De nadruk ligt op kwaliteitsverbetering van boshabitats en kwaliteitsverbetering en uitbreiding van grasland- en heidehabitats, met daarbij focus op het herstel van de mix van blauwgraslanden, soortenrijke vochtige heischrale graslanden en vochtige en droge heide, die zo typisch is voor dit deel van het Hageland.

Schema

Qua soorten is het de bedoeling om in eerste instantie voldoende stevige populaties te herstellen van de volgende soorten: betonie, blauwe knoop, waterdrieblad, wateraardbei, kleine schorseneer, zaagblad, zwartblauwe rapunzel, klokjesgentiaan , grote en kleine tijm, kleine valeriaan, grasklokje, ruige leeuwentand, spits havikskruid, karwijselie, rozenkransje, harlekijn, borstelkrans, parnassia en kleine bevernel. 

Op langere termijn willen we ook geschikte standplaatsomstandigheden creëren voor een duurzaam herstel van soorten als berghertshooi, bevertjes, bochtige klaver, borstelgras, breed wollegras, echte guldenroede, geel walstro, gewone vleugeltjesbloem, groene nachtorchis, grote veldbies, grote wolfsklauw, hondsviooltje, jeneverbes, kale vrouwenmantel, klein warkruid, knollathyrus, knolsteenbreek, kruipbrem, kruipwilg, liggend walstro, moerasviooltje, muurhavikskruid, ruig klokje, ruige anjer, stekelbrem, trosdravik, veenpluis, verfbrem, voorjaarszegge, welriekende nachtorchis en zandblauwtje. Al die soorten zijn gekend in het Hageland maar gaan momenteel fel achteruit, zijn nog sporadisch aanwezig of in de loop van de voorbije eeuw verdwenen. 

Afhankelijk van de voortplantingsstrategie van de soort en het (nog) beschikbare materiaal gebeurt de translocatie ofwel door rechtstreeks inzaaien vanuit bestaande bronpopulaties, inzaaien van zaden afkomstig uit een mengpopulatie van gekende oorsprongen of het inplanten van jonge planten die onder gecontroleerde omstandigheden uitgezaaid en opgekweekt worden en verkregen worden uit stekken, zaden uit een mengpopulatie of in het veld verzamelde zaden. De translocaties gebeuren naar nieuwe geschikte locaties of als bijplaatsing ter versterking van zieltogende nog aanwezige populaties.

Projecten van Natuur en Bos binnen LIFE HARWIN

Nieuw natuurbeheerplan voor de Wingevallei

In de aanloop naar dit project werd een natuurbeheerplan (NBP) opgemaakt voor de domeinen van Natuur en Bos in de Wingevallei en het aangrenzende Troostembergbos. Het NBP vormt de basis voor de inrichtingsmaatregelen die in het kader van LIFE Harwin gerealiseerd worden.

In het NBP staat de omvorming centraal van het huidige landschap naar een meer gediversifieerd en opener landschap in de vallei en beboste delen op de Diestiaanheuvels. 

  • In de vallei moeten robuuste zones valleigrasland hersteld worden, die refereren aan het hooilandenlandschap dat hier vanaf de middeleeuwen aanwezig was en tot midden vorige eeuw gekenmerkt werd door een uitzonderlijk grote oppervlakte waardevolle blauwgraslanden. De verregaande verbossing, bebossing en verruiging vereist een versneld ingrijpen om een verdere degradatie van de oorspronkelijk open gebieden met uitzonderlijke biologische en landschappelijke waarden te voorkomen.
  • Anderzijds wordt in en aansluitend bij historische oud-bossites gekozen voor verdere bosontwikkeling en bosuitbreiding. De omvorming van exotenbestanden en populierenbos naar inheems bos is daarbij een belangrijke opdracht.

Het natuurstreefbeeld en de daarvoor geplande omvormingsmaatregelen worden weergegeven in de kaarten ‘Natuurstreefbeelden’ en ‘Eenmalig beheer’.

Nieuw natuurbeheerplan voor Walenbos en Vallei Tieltse Motte

Het Walenbos was eind 18de - begin 19de eeuw een grotendeels open gebied van moerassige graslanden met verspreide oudere bosfragmenten. Later werd het gebied gedraineerd en geraakte het meer en meer bebost, vanaf midden 20ste eeuw veelal ook door het aanplanten van populier, Amerikaanse eik, fijnspar en sitkaspar. Sinds de aankoop door de Vlaamse Overheid gebeurt het beheer op twee sporen: enerzijds de vorming van uitgestrekte zones spontaan evoluerend bos waarin zo weinig mogelijk ingegrepen wordt, anderzijds het herstel en beheer van vochtige heischrale graslanden. Door dat beheer ontstond een mozaïek aan voornamelijk vochtige tot moerassige bos- en graslandtypes, die het leefgebied vormen voor tal van bijzondere soorten.

In het kader van LIFE HARWIN werd voor het Walenbos en de Vallei van de Tieltse Motte een nieuw natuurbeheerplan opgemaakt, dat op 24 juli 2024 goedgekeurd werd. 

In dit NBP worden de realisaties uit het vorig beheerplan geconsolideerd en wordt om tot robuuste goed ontwikkelde habitatkernen te komen ingezet op de volgende prioritaire inspanningen:

  • Verdere ontwikkeling van de waardevolle mix van vochtige schraalgraslanden. Het Walenbos en de Vallei van de Tieltse Motte zijn binnen het Natura 2000-gebied essentieel voor verschillende vochtige schraalgraslandtypes, maar die zijn momenteel nog niet altijd in een goede staat van instandhouding. In de specifieke instandhoudingsdoelstelling voor het habitatrichtlijngebied wordt bovendien een belangrijke uitbreiding van deze habitattypes beoogd om tot meer aaneengesloten en duurzame entiteiten te komen. Bij het hooilandherstel wordt bij voorkeur vertrokken van situaties waar nog relicten van de bedoelde graslandtypes voorkomen en waar de abiotische condities (waterkwaliteit, grondwaterpeilen, trofiegraad, afwezigheid van bodemverdichting...) nog goede kansen bieden op herstel. In het Walenbos zijn dat vaak graslanden die na WOII verlaten werden en ondertussen gedomineerd worden door een moeraszeggevegetatie onder een scherm van zwarte els, berk en lokaal zomereik. In de eerste plaats wordt gekeken naar het invullen van de hoge potentie in de omgeving van Sengensbempt, aan de voet van de Alsberg. Daar is het de bedoeling om een aaneengesloten graslandcomplex van minimaal 10 ha te creëren. Meer naar het westen, ten zuiden van Houwaart, is het de bedoeling om in een zone met bijzonder sterke kweldruk een oppervlakte van 2 à 3 ha overgangsveen- en trilveen (habitattype 7140) te herstellen.
  • Een lichte uitbreiding en vooral kwaliteitsverbetering van de heide en de droge schraalgraslanden.
  • Verder verhogen van de goede structuurkwaliteit in de bossen, waarbij gestreefd zal worden naar voldoende dikke (dode) bomen, een goed ontwikkelde struiklaag, bosranden en open plekken. Bovendien zullen de na te streven boshabitattypes waar mogelijk uitgebreid worden vanuit niet habitatwaardige delen.
  • Aandacht voor mantel- en zoombeheer: er wordt gestreefd naar geleidelijke overgangen tussen bos en open habitattypen door goed ontwikkelde mantelzoomvegetaties van 5 tot 20 meter breed aan te leggen en te onderhouden. Dat moet de bijzondere waarde van het gebied voor bv. verschillende zeldzame dagvlindersoorten consolideren.

De natuurstreefbeelden voor de verschillende delen van het Walenbos en de vallei van de Tieltse Motte worden weergegeven op onderstaande kaartjes. De omvormingswerken die moeten leiden tot de realisatie van de vermelde natuurstreefbeelden, worden opgestart in het kader van LIFE HARWIN.

Kwaliteitsverbetering heide en bossen & herstel schraalgraslanden Beninksberg

De Beninksberg herbergt een variatie aan vegetatietypes die typisch zijn voor de Hagelandse Diestiaanheuvels: heide op de warme zuidflank, soortenrijke schraalgraslanden op de noordflank en eiken-berkenbos verspreid over de heuvel. Het gaat echter veelal om relatief jonge vegetaties die sinds midden vorige eeuw ontstonden op verlaten akkertjes en perzikboomgaarden. Daardoor zijn er momenteel nog maar weinig echt goed ontwikkelde vegetaties voorhanden: heel wat heischrale graslanden zijn verbost of dreigen opnieuw te verbossen en in de iets oudere bossen domineren veelal exoten met weinig natuurwaarde. 

Om de natuurkwaliteit te verbeteren wordt er vanaf het voorjaar 2025 hard gewerkt op de Beninksberg. 

Dit zijn de belangrijkste ingrepen:

  • In de heide op de zuidwest- en zuidoostflank (eenheden 2k en 2L, en 5f) wordt opslag van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik en tamme kastanje verwijderd om te voorkomen dat de heide geleidelijk opnieuw dichtgroeit.
  • Vanaf de winter 2024-25 wordt de oude heide op de zuidwestflank (2k) vleksgewijs gemaaid om verjonging van struikheide en gaspeldoorn te stimuleren.
  • Op de zuidflank worden de oostelijke en westelijke heide met elkaar verbonden door het omzetten van een brede strook exotenschaarhout naar heischraal grasland (eenheden 5b, 5d,5e, 6d en 4d). Het jonge hout wordt afgeknipt en daarna wordt het gechipte hout, de stronken en het strooisel afgevoerd om ideale omstandigheden te scheppen voor soorten van heischrale graslanden. Een aantal oudere eiken worden behouden.
  • Op de noordwestflank wordt een bestand van Amerikaanse eik (2f) gekapt. Het is de bedoeling dat het daarna naar een inheems eiken-berkenbos evolueert maar om te vermijden dat de Amerikaanse eik heel snel opnieuw gaat domineren, worden de stronken en het dikke strooiselpakket afgevoerd.
  • Het perceel 6b op de zuidflank en een paar kleinere percelen aan de oostkant van de heuvel worden in de winter van 2025-26 bebost met wintereik.
  • In het perceel 4f worden de bomen rond een stuwwaterpoel geveld en de poel wordt geruimd om meer kansen te geven aan soorten van voedselarm stilstaande waters en droogvallende oevers.
  • De begrazingsrasters worden plaatselijk aangepast om het beIn het perceel 4f worden de bomen rond een stuwwaterpoel geveld en de poel wordt geruimd om meer kansen te geven aan soorten van voedselarm stilstaande waters en droogvallende oevers.
  • De begrazingsrasters worden plaatselijk aangepast om het begrazingsbeheer te optimaliseren.
Kruipwilg
Grasklokje
Betonie in bloei
Hondsviooltje
Grote Wolfsklauw
Stekelbrem

Inrichting natte schraalgraslanden Walenbos (1ste fase)

De Sengensbempt aan de voet van de Alsberg vormt een bijzonder kansrijke zone voor zowel droge, vochtige als moerassige schraalgraslanden. De voorbije 25 jaar vormde Natuur en Bos hier al met succes verschillende vooral naaldhout- en exotenaanplantingen om naar schraalgrasland. Naast soorten als struik- en dopheide, verschenen zeldzame soorten als heidekartelblad, moeraskartelblad, stekelbrem, klokjesgentiaan, moerasviooltje, ronde zonnedauw, gevlekte orchis en klein glidkruid.

Moerasviooltje
Ronde zonnedauw
Heidekartelblad

Met dit HARWIN-project willen we de verschillende heischrale graslanden uitbreiden en met elkaar verbinden, zodat we een robuustere aaneengesloten graslandkern bekomen met daarin alle denkbare overgangen tussen habitats van moerassige kwelzones, vochtige en drogere heischrale graslanden en heiden (habitats 4030, 6230_hn en 6230_hmo).

De uitvoering van de werken is sterk weersafhankelijk en zal, bij gunstige terreinomstandigheden, starten in de zomer van 2025.

Details van de inrichtingsmaatregelen:

  • Op de Alsberg (eenheden 1d en 1e) wordt een bestand van Amerikaanse eik omgezet naar heischraal grasland. De zomen rond de bestaande graslanden worden wat teruggedrongen, een aantal hinderlijke overstaanders van Amerikaanse eik worden verwijderd en er wordt een verbinding gemaakt tussen de heide onder de Alsberg en het schraalgrasland op de helling van de Alsberg.
  • Ten noordwesten van de eenheden 3m en 3g wordt een elzenbos met dominantie van moeraszegge omgezet in vochtig heischraal grasland. Het gaat om een bijzonder kansrijke zone met een mix van zure en basenrijkere kwel, die borg staat voor het ontwikkelen van bijzonder soortenrijke schraalgraslanden.
  • Aansluitend bij de moeraskartelbladgraslanden in 3c en op een vergelijkbare gradiënt wordt ook de eenheid 3e omgezet naar vochtig heischraal grasland.
  • Iets ten noorden van het bestaande heideperceel 3i wordt een perceel dat momenteel gedomineerd wordt door jonge opslag van Amerikaanse eik, omgezet naar schraalgrasland. De aanwezigheid van stekelbrem en groengele zegge geeft nu al de potenties aan voor dergelijke graslanden.
     
  • Download de kaart deel Alsberg en Sengensbemp (pdf - 3.37 MB)
  • Download de kaart deel Walenbos en Sengensbempt (pdf - 3.34 MB)
     

Herstel blauwgraslanden in de Wingevallei (1ste fase)

Met dit inrichtingsproject willen we een eerste reeks prioritaire omvormingen realiseren die in het natuurbeheerplan Wingevallei voorzien werden om op de meest kansrijke plaatsen de mix van blauwgraslanden en dottergraslanden te herstellen, die tot voor de aanplantingsgolf met populier van na WO II zo typisch waren voor de vallei en ondertussen overal in Vlaanderen bijzonder zeldzaam zijn geworden.

De werken bestaan voornamelijk uit het omzetten van populierenbestanden en spontaan ontstane loofbossen op voormalige schraalgraslanden met goede herstelkansen voor blauwgrasland, veldrusgrasland en dottergrasland. De om te vormen percelen liggen verspreid in de vallei in de deelgebieden Losting (tussen Eierhoeve en Winge), De Roost, in de Wingevallei tussen de Geestmolen en de pastorij van St. Pieters-Rode en stroomopwaarts van Horst in de Lozenhoek. De ontbossingen en de daarvoor noodzakelijke ontheffingen werden bekomen in het kader van het NBP Wingevallei en geven niet alleen uitvoering aan de vastgestelde natuurdoelen voor het Habitatrichtlijngebied Wingevallei, maar ook (waar van toepassing) aan de beheerdoelstellingen voor het cultuurhistorisch landschap ‘Wingevallei en omgeving van de pastorie van St.-Pieters-Rode’.

De start van de omvormingswerken is voorzien voor de zomer van 2025.

Details van de inrichtingsmaatregelen:

  • Langs de Losting wordt een klein verlaten en verbost schraalgrasland vrijgemaakt en de randbegroeiing rond het aangrenzend hooiland wordt verwijderd, zodat de condities voor het herstel van waardevol grasland verbeteren.
  • Ten zuiden van de Blauwmolenvijvers wordt in het deelgebied ‘De Roost’ een voormalig blauwgrasland hersteld. Het gaat om een perceel met eerste-generatie bos op een onberoerde bodem in een zone met bijzonder goede herstelkansen voor blauwgrasland. In het midden van het perceel wordt een zone met mooie oudere eiken behouden. De mogelijkheden om het perceel intern te vernatten worden na de exploitatiewerken geëvalueerd. De eenheid sluit aan bij de eenheden RO1e en RO1f waarop ondertussen na inrichtingswerken zeldzame soorten als wateraardbei en waterdrieblad genoteerd werden.
  • Tussen de Losting en de Winge stroomopwaarts de Geestmolen lag tot midden vorige eeuw een tweede belangrijke kern van blauwgraslanden. In de perceelsranden komen nog een aantal schraalgraslandsoorten voor en in eenheid MO6c verscheen door natuurbeheer opnieuw een populatie gevlekte en brede orchis. De kansrijkste percelen zijn ondertussen echter al een paar decennia bebost of verbost. Door de ontbossing van de eenheden Mo6d, e, f en g zal opnieuw een robuuste kern schraalgrasland gecreëerd worden. Langs de Winge worden de verlaten en verbossende graslanden MO8c en MO6L opnieuw vrijgemaakt om beheerd te worden als soortenrijk glanshaver- of grote vossenstaartgrasland (habitat 6510_hu).
  • Stroomopwaarts Horst ten slotte worden de populierenaanplanting LO1a en b en de periferie van de voormalige open plek LO3a omgezet naar dottergrasland.

Kwaliteitsverbetering bossen en heiden in Chartreuzenbos

Het Chartreuzenbos maakt deel uit van het Europees Natura 2000-netwerk, waarin Vlaanderen bijzondere verplichtingen heeft voor het instandhouden en herstel van de biodiversiteit in de Europees belangrijke habitats ‘Eiken-Beukenbos op zure bodems (habitattype 9120)’, droge heide (4030) en soortenrijke struisgraslanden (6230_ha).

Start van een bosomvormingstraject naar een gevarieerder en weerbaarder bos

De kwaliteitsverbetering van het huidig bos naar een soortensamenstelling en structuur die overeenkomt met een goede staat van instandhouding, is de belangrijkste focus van het HARWIN-project in het Chartreuzenbos.

Dringend nood aan meer diversiteit in het bos

Het Chartreuzenbos is een relatief jong bos. Eind 18e eeuw kwam er uitsluitend bos voor op de steile hellingen ten oosten van de bosweg tussen de huidige Kortrijkstraat en het jagershuisje. Het plateau ten westen ervan maakte deel uit van een grote heide die zich uitstrekte van de Kortrijkstraat tot aan de dorpskern van Holsbeek, de zgn. ‘Vlierbeekse heide’. Die heide werd in het midden van de 19e eeuw bebost, deels onder de vorm van opgaand bos van Beuk en Zomereik, lokaal met wat naaldbos maar vooral met grote oppervlakten hakhout van Tamme Kastanje en Amerikaanse eik.

Dit maakt dat er in het bos nu verspreid een aantal oudere beuken- en eikenbestanden voorkomen, maar het gedomineerd wordt door alom aanwezige Amerikaanse eik en Kastanje. Die twee soorten verjongen zich heel gemakkelijk en hun sterke groei zorgt ervoor dat de soorten die van nature Eiken-Beukenbosstandplaatsen voorkomen, weinig of geen kans krijgen. Het resultaat is een soortenarm bos met weinig variatie in leeftijd en bosstructuur, dat heel ver af staat van het gevarieerde bos dat we op dit type van bodems mogen verwachten. Door hun opdringerige groei zorgen de Kastanje en Amerikaanse eik er bovendien voor dat het, zonder actief ingrijpen, uitgesloten is om de komende 100 jaar tot een gevarieerder bos te komen dat beantwoordt aan de kwaliteitsdoelen die we ons voor dit bostype stellen.

Vanuit biodiversiteitsstandpunt is het daarom noodzakelijk om de komende decennia actief te werken aan een soortenrijker bos. Maar ook om het bos weerbaarder te maken tegen hogere temperaturen, droogtes en nieuwe plagen, is het absoluut noodzakelijk om tot een gevarieerder bos te komen. Zo is het de verwachting dat de beuk het steeds moeilijker zal krijgen op de minder beschutte standplaatsen, maar ook de toekomstmogelijkheden van de kastanjebestanden blijken onzeker nu er de laatste jaren ook hier meer boomsterfte optreedt.

Groepsgewijze kappingen en verjongingen als omvormingsrecept

In het kader van LIFE HARWIN hebben we de financiële mogelijkheid maar tegelijkertijd de verplichting om een duidelijke start te maken met de bosomvorming. Daarbij focussen we op de plaatsen waar het snelst een belangrijke kwaliteitsverbetering van het bos kan gerealiseerd worden.

De belangrijkste ingrepen die we daarvoor nemen zijn:

  • Onder oudere bestanden van beuk, inlandse eik of den, wordt de jongere opslag van kastanje en Amerikaanse eik verwijderd en worden inheemse soorten als winterlinde, haagbeuk, lijsterbes of hazelaar aangeplant in de vrijkomende openingen. Om hergroei van de exoten zoveel mogelijk te verhinderen, worden de kleinste boompjes getrokken, bij de grotere exemplaren worden de stronken uitgefreesd. Met deze ingreep willen we deze oudere inheemse bestanden, die nog decennia mee moeten kunnen, definitief vrijmaken van exoten en een aanzet geven voor de ontwikkeling van een diversere bosstructuur. De in te brengen soorten leveren ook een rijker bladstrooisel, dat de bodemverzuring onder eik en beuk op termijn kan keren.
  • In percelen of grotere groepen die gedomineerd worden door kastanje en Amerikaanse eik, starten we met een groepsgewijze omvorming naar gemengd inheems loofbos. Verspreid in het bos werden daarvoor een reeks verjongingsgroepen van 10 tot maximaal 25 are aangeduid. Daarin worden alle exoten gekapt en de stronken uitgefreesd om hergroei te voorkomen. Waar er perspectief is op de inzaai van inheemse bomen of een interessante kruidlaag, wordt de dikke verzurende bladstrooisellaag opzij gezet. Daarna zullen de groepen ingeplant worden met voornamelijk wintereik, winterlinde en haagbeuk als dominante soorten en begeleidende soorten als trilpopulier, lijsterbes, boswilg, sporkehout, op de iets rijkere standplaatsen verder aangevuld met hazelaar en boskers. In de groepen rondom de centrale heide ligt de nadruk op het ontwikkelen van een brede boszoom: ook hier zal aangeplant worden maar in een wijder plantverband, zodat er op termijn een geleidelijke overgang van heide naar bos ontstaat.

Aanzet tot een lang bosomvormingstraject

Het kappen van de verjongingsgroepen verspreid over het bos vormt een heel zichtbare maatregel. Belangrijk daarbij is dat het niet gaat om bos dat verdwijnt maar om kappingen om tot bosverjonging te komen en de kwaliteit van het bos te verbeteren.

De kappingen die nu in het kader van het LIFE-project gestart worden, zijn een essentiële eerste stap van een omvormingstraject waarin geleidelijkheid voorop staat.

De verjongingsgroepen vragen de eerste jaren een intensieve begeleiding, wat maakt dat de oppervlakte die tegelijkertijd kan opgevolgd worden beperkt is. Om een gunstig bosmicroklimaat te houden werken we met kleine groepen van hoogstens een paar tientallen are. Pas na definitieve vestiging van de bosverjonging kunnen die groepen verder en telkens in kleine stappen uitgebreid worden. In regel zal dit om de 4 tot 8 jaar gebeuren, samenvallend met de normale dunningsomloop in de omringende bestanden, en telkens met een oppervlakte van 10 tot 20 are. Dit maakt dat het minstens 40 tot 50 jaar zal duren vooraleer het merendeel van die homogene bestanden volledig omgevormd zal zijn.

Zo lang hoeven we echter niet te wachten op de eerste gunstige effecten van de omvorming: de winst aan biodiversiteit (meer habitattypische soorten en minder exoten) en de grotere variatie in de bosstructuur (afwisseling verjongingsplekken versus ouder gesloten bos) zullen al een paar jaar na de eerste ingrepen duidelijk worden en ook van een bezoek aan het Chartreuzenbos een rijkere ervaring maken.

De bosomvormingswerken praktisch

Meer info hieromtrent volgt.


Kwaliteitsverbetering van heide en schraalgraslanden

Van de voormalige Vlierbeekse heide bleef eind de jaren tachtig van vorige eeuw niets meer over en de meeste soorten die ooit zo algemeen voorkwamen in de Hagelandse heiden en schraalgraslanden, waren verdwenen. Alleen een paar schaarse dopheideplantjes op een iets ijlere plek centraal op het plateau, wezen toen nog op de vroegere aanwezigheid van een heide. 

Het ANB ging daarom begin de jaren 2000 over tot het herstel van de vroegere heide over een oppervlakte van een 5,7 hectare centraal in het bos. Met succes want heel snel vestigde zich een vegetatie gedomineerd door struikheide met plaatselijk veel dopheide en trekrus, typisch voor een nattere heidevariant op uitdrogende maar in de winter zeer natte gronden. Ondertussen is ook de zeldzame Veldkrekel een opmerkelijke nieuwkomer in de heide.

Gaandeweg werd echter duidelijk dat heel wat van de vroegere heide- en schraallandsoorten moeite hebben om de herstelde heide te bereiken, eenvoudigweg omdat ze ondertussen volledig verdwenen zijn uit het omringende landschap. Bijkomend bleek de schapenbegrazing die na het heideherstel geïnstalleerd werd, niet gunstig voor de diversiteit in de heide: de vergrassing nam toe en teerdere soorten werden systematisch weggevreten door de schapen.

In het kader van HARWIN worden daarom de volgende maatregelen genomen om de kwaliteit van de heide op het plateau verder te verhogen: 

  • De schapenbegrazing werd gestopt en sinds het najaar van 2024 werd er overgeschakeld naar een tijdelijke begrazing met paarden, die in de meer grazige delen om de drie jaar aangevuld wordt met een maaibeurt.
  • De meest vergraste zone werd deze zomer heel oppervlakkig geplagd. In het najaar van 2025 wordt de natte terreindepressie waarin zich in de winter water verzamelt, geplagd met de bedoeling om de site geschikt te maken voor zeldzame soorten van voedselarme droogvallende vennen.
  • Herintroductie van een aantal schraallandsoorten als blauwe knoop, hondsviooltje, liggende vleugeltjesbloem, (nog aanvullen) …. en zaagblad.
  • De bosomvorming die in een aantal kastanjebestanden rondom de heide voorzien wordt, zal gebruikt worden om boszomen rond de heide te ontwikkelen. Het oostelijk en zuidelijk raster zal tot in de boszoom opgeschoven worden zodat de die door begrazing ijl gehouden wordt.

Tenslotte wordt in het kader van het HARWIN-project ook gewerkt rond het zeer kansrijk schraal hellingsgrasland aan de oostrand van het domein, ten noordwesten van de Lindestraat. De schaduwdruk op het grasland wordt verminderd door het wegnemen of terug in hakhout zetten van de bosranden. Ook hier geldt dat de zeldzamere habitattypische soorten het grasland niet meer kunnen bereiken omdat ze ondertussen overal in het Hageland teruggedrongen werden tot een aantal minipopulaties of een paar individuen die nog nauwelijks zaad produceren. Daarom worden zaailingen van soorten als borstelgras, blauwe knoop, (nog aanvullen) …, die bekomen worden uit het kweekprogramma van HARWIN, geherintroduceerd zodat dit grasland een veilige have wordt voor deze bedreigde Hagelandse soorten en op termijn een bastion kan vormen voor vestiging op andere geschikte locaties in de buurt.

Op deze pagina