Lijst van alle SBP's

Afbeelding
Icoon Dieren en Planten
In Vlaanderen zijn vandaag 27 officiële soortenbeschermingsprogramma’s van kracht, met steun van de Europese Commissie, hieronder vindt u ze allemaal terug.

Akkervogels

De populaties akkervogels zijn in Vlaanderen in de tweede helft van de 20ste eeuw sterk achteruitgegaan. Door intensievere landbouwpraktijken en veranderingen in de teelten kregen akkervogels het steeds lastiger om nog voldoende voedsel en een veilige broedplek te vinden. Ondanks de gerichte inzet van instrumenten voor het behoud en herstel van de biodiversiteit in het landbouwgebied, voor akkervogels in het bijzonder, blijven deze soorten achteruitboeren. 

Dit soortenbeschermingsprogramma wil, vanuit het natuurbeleid en in breed maatschappelijk overleg, een kader voor het herstel van de akkervogelpopulaties in Vlaanderen bieden. Het wil een katalysator zijn voor een meer doelgerichte en doeltreffende inzet van maatregelen en stelt een kennisgedreven aanpak centraal. 

Samen met de landbouwsector
Het spreekt voor zich dat de medewerking van de landbouwsector essentieel is voor het populatieherstel van akkervogels. Het nieuwe landbouwbeleid biedt alvast de nodige stimulansen via diverse beheerovereenkomsten en ecoregelingen. Door een gecoördineerde en complementaire inzet van deze en andere instrumenten in de meest kansrijke akkervogelgebieden, wil het SBP daar een betekenisvolle groei van de populaties akkervogels realiseren. Die gebieden worden dan bronpopulaties vanwaaruit andere kansrijke gebieden in Vlaanderen kunnen worden gekoloniseerd.

Meer info

Beekprik, rivierdonderpad en kleine modderkruiper

In heel Vlaanderen nemen waterbeheerders maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren en de watergebonden biodiversiteit te verhogen. Voor de gevoeligste vissoorten, zoals de beekprik, de rivierdonderpad en de kleine modderkruiper, wordt een extra inspanning geleverd. Via een apart soortenbeschermingsprogramma worden maatregelen genomen om hun leefgebieden versneld te herstellen.

Twee soorten maatregelen
Het soortenbeschermingsprogramma voor de beekprik, de rivierdonderpad en de kleine modderkruiper omvat twee soorten maatregelen.
  • Concrete uitvoeringen van acties die al langer voorzien waren in de stroomgebiedbeheerplannen, in het kader van de Europese kaderrichtlijn Water:
    • Een verdere verbetering van de waterkwaliteit
    • Structuurherstel van waterlopen
    • Een aangepast waterloopbeheer
    • Het wegwerken van vismigratieknelpunten, om zo geïsoleerde populaties met elkaar te verbinden
  • Bijkomende acties die het herstel verder bevorderen:
    • Herintroductie (omdat de betrokken soorten een beperkte verspreidingscapaciteit hebben)
    • Beheer van invasieve exoten die een bedreiging vormen
    • Een goede monitoring van de verspreiding, zowel gebiedsgericht als op Vlaams niveau, zodat acties gericht kunnen worden ingezet en geëvalueerd
       
Meer info
Download:

Bever

De bever ​​​​​​ verdween in Vlaanderen in de 19de eeuw door overbejaging. Sinds 2000 is deze Europees beschermde soort helemaal terug in Vlaanderen. Bevers zijn heuse ecosysteem-ingenieurs. Ze creëren biotopen voor vele andere soorten en zijn een bondgenoot in de strijd tegen droogte en klimaatverandering. Maar in een dichtbevolkte regio zoals Vlaanderen, botst de bouwijver van de bever wel eens op die van die andere ecosysteem-ingenieur, de mens.

Om het duurzaam samenleven met de bever te verzekeren is het nodig om een evenwicht te vinden tussen de strikte beschermingsstatus als habitatrichtlijnsoort en het vermijden van overlast en schade. De vaststelling van een SBP voor de soort beoogt dit proces te faciliteren door enerzijds acties te voorzien die inzetten op het behoud van de populatie in een gunstige staat van instandhouding in een zo natuurlijk mogelijk leefgebied, anderzijds bevat ze acties en kaders die zich richten op het vermijden en oplossen van problemen (knaagschade, opstuwing, graverij, …).

Gezien bevers doorgaans steeds vanuit een waterloop opereren, is het schadebeeld doorgaans ook gelinkt aan een waterloop: opstuwing door dammenbouw, graverij in oevers, knaagschade in de oeverzone ... Daardoor zijn waterloopbeheerders vaak het eerste aanspreekpunt voor wie met overlast of schade door bevers te kampen heeft. Aangezien schade aan dijken of opstuwing van waterlopen snel tot ernstige schade kan leiden, voorziet het SBP voor waterloopbeheerders, althans buiten de natuurgebieden, de mogelijkheid om bij een aantal courante probleemsituaties vlot doch proportioneel te kunnen ingrijpen. 

Meer info
Download:
Lees het dossier over de bever op Onze Natuur >
 

Boomkikker

In december 2018 keurde de Vlaamse overheid het soortenbeschermingsprogramma voor de boomkikker goed. Het programma focust op de duurzame bescherming en het onderzoek naar de zeldzame boomkikker, de enige inheemse kikkersoort die kan klimmen.

Vindplaatsen
De afgelopen decennia zijn heel wat vindplaatsen van de boomkikker verdwenen. De overgebleven populaties zijn vaak kleiner geworden, vooral door de vernietiging en degradatie van hun landbiotopen en voortplantingsplaatsen. In Vlaanderen komt de boomkikker vandaag alleen nog voor:
  • In de randzone van duinen en polders in Knokke-Heist (het Zwin)
  • In de alluviale vlakte van de Maas en de vlakte van Bocholt
  • In en nabij het vijvercomplex van Midden-Limburg
  • In de vallei van het Merkske
  • In een langgerekte strook in Noordoost-Limburg, van de Nederlandse grens tot Dilsen-Stokkem
     
Maatregelen
Door het uitvoeren van specifieke werkzaamheden nemen de aantallen boomkikkers lokaal weer toe. 
  • De aanleg van houtkanten en kleine wateren zorgt ervoor dat versnipperde populaties weer met elkaar verbonden worden.
  • Geschikte voortplantingswateren worden gevrijwaard van vermesting, verdroging, verzuring en te sterke verlanding en worden zoveel mogelijk visvrij gehouden.
     
Meer info Met financiële ondersteuning van de Europese Commissie in het kader van het LIFE-project ‘Belgian Nature Integrated Project’ LIFE 14 IPE BE002 BNIP
 

Bruine kiekendief

De bruine kiekendief is een van de grootste roofvogels van Vlaanderen. Hij houdt van open landschappen met grote moeras- en rietvegetaties. In Vlaanderen komen momenteel ongeveer 150 broedparen voor, vooral in de kust-polders en de grote havengebieden (Antwerpen en Zeebrugge), maar ook hier en daar in het binnenland. Bruine kiekendieven bouwen hun nest in rietvelden, rietkragen en vochtige hooilanden, maar ook in maaigraslanden en akkers met gerst, luzerne of tarwe. 

Beheer
De belangrijkste bedreigingen voor de bruine kiekendief zijn habitatverlies, verstoring van de nestplaats, vergiftiging, sterke waterpeilschommelingen bij de nestplaats en verdroging of verruiging van rietmoerassen. Om de soort meer kansen te geven besteedt het soortenbeschermingsprogramma ruim aandacht aan: 
  • Het behoud en herstel (vooral vernatting) van moerasgebieden
  • Het vermijden van verstoring in broedgebieden
  • Een beperkter gebruik van persistente pesticiden in de landbouw (om vergiftiging tegen te gaan)
  • Actieve bescherming van nesten in akkers en maaigraslanden, zowel in de ei-fase (mei - juni) als in de jong-fase (juli - augustus)
     
Een doorgedreven samenwerking met verschillende partners, waaronder zeker ook de landbouw, is cruciaal om deze maatregelen te doen slagen.

Meer info Met financiële ondersteuning van de Europese Commissie in het kader van het LIFE-project ‘Belgian Nature Integrated Project’ LIFE 14 IPE BE002 BNIP Actie A2: SBP bruine kiekendief
 

Gladde slang

De gladde slang is een vrij kleine, slanke slang met een lengte van 50 à 70 centimeter en een eerder onopvallende, bruingrijze kleur. Ze is overdag actief en houdt van droge, zonnige terreinen zoals heidegebieden, bosranden en kalkgraslanden. Sporadisch wordt de gladde slang ook waargenomen op verstoorde terreinen zoals spoor- en wegbermen, braakliggende terreinen, slootkanten, bosaanplantingen, bossen en struwelen. Een leefgebied met voldoende structuurvariatie is essentieel: de gladde slang heeft gestructureerde vegetatie en/of een goed vergraafbare bodem met gaten en kuilen nodig om zich te kunnen verschuilen en verplaatsen.

Uitdagingen
Het grootste knelpunt voor de goede instandhouding van de gladde slang is het versnipperde Vlaamse landschap, dat migratie en uitwisseling tussen populaties bemoeilijkt. Het soortenbeschermingsprogramma focust daarom vooral op: 
  • Het behouden van de habitatkwaliteit van bestaande, geïsoleerde populaties
  • Het realiseren van bijkomend leefgebied voor de soort, vooral binnen de speciale beschermingszones van het Natura 2000-netwerk
  • De ontsnippering van het leefgebied en het inrichten van verbindingen tussen (sub)populaties
     
De maatregelen moeten bijdragen aan het behalen van het Europese natuurdoel voor de gladde slang in Vlaanderen. Het soortenbeschermingsprogramma, dat in oktober 2016 werd goedgekeurd, wil op vijf jaar tijd 33 procent van het vooropgestelde leefgebied realiseren en 20 procent van de bestaande versnipperingsknelpunten wegwerken. Daarnaast omvat het een aantal acties met betrekking tot monitoring, voorlichting en communicatie. Natuur en Bos coördineert de uitvoering van het SBP en werkt daarvoor nauw samen met de verschillende betrokken actoren.

Meer info

Grauwe kiekendief

De grauwe kiekendief is een slanke roofvogel met heel lange, smalle vleugels. Het mannetje is overwegend grijs met zwarte vleugeltoppen, vrouwtjes zijn eerder bruin met donkere banden op hun vleugels en staart. De grauwe kiekendief overwintert in Afrika en komt in het voorjaar naar onze contreien om er te broeden. Broedparen maken hun nest vaak in open akkerbouwgebieden met voldoende ecologische infrastructuur. Hun voorkeur voor zulke kwetsbare locaties is ook hun grootste achilleshiel.

Maatregelen
Het soortenbeschermingsprogramma voor de grauwe kiekendief, dat op 21 december 2015 werd goedgekeurd, moet bijdragen aan het behalen van het Europese natuurdoel voor de soort in Vlaanderen. Concreet zou Vlaanderen tegen eind 2020 minimaal 15 broedparen moeten tellen. De belangrijkste streefdoelen in het SBP zijn:
  • Het ontwikkelen van geschikt leefgebied voor de grauwe kiekendief. Het SBP duidt daartoe vijf kernzones aan:
    • Een cluster van speciale beschermingszones van het Natura 2000-netwerk, vooral Limburgse heidegebieden
    • Akkerbouwgebied in De Moeren (West-Vlaanderen)
    • Een groep van drie zones in de Leemstreek (Vlaams-Brabant en Limburg)
Voor elke zone wordt een gebiedscoördinator aangesteld die een gebiedsvisie uitwerkt en de maatregelen op het terrein coördineert.
  • Een gunstige inrichting van het leefgebied van de grauwe kiekendief. Om dat te bereiken zet Natuur en Bos sterk in op beheerovereenkomsten, altijd in samenwerking met de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en lokale landbouwers. De beheerovereenkomsten worden geconcentreerd in prioritaire maatregelenzones en maximaal afgestemd op andere ecologische infrastructuur, zoals trage wegen, graften of braakpercelen. Op die manier komt een voldoende dicht netwerk van kruidenrijke graslanden tot stand. Daarin kan de grauwe kiekendief voedsel vinden, zoals muizen en akkervogels. De maatregelen zijn onrechtstreeks ook gunstig voor de instandhouding van akkervogels zoals de gele kwikstaart, de veldleeuwerik en de patrijs. 
  • De nesten van broedparen worden – indien nodig – actief beschermd tegen verstoring of vernietiging.
  • Er zijn ook sensibiliserings-, onderzoeks- en monitoringacties voorzien.
     
Meer info Met financiële ondersteuning van de Europese Commissie in het kader van het LIFE-project ‘Belgian Nature Integrated Project’
 

Grauwe klauwier

De grauwe klauwier is een forse, langgerekte zangvogel met een zware snavel en een lange staart. Daardoor lijkt hij eerder op een kleine roofvogel. De soort is berucht om zijn jachtgedrag: de grauwe klauwier spiest zijn prooien (grote insecten, muizen, hagedissen en kleine vogeltjes) op doornstruiken of prikkeldraad om ze later op te eten. In Vlaanderen kende de populatie van de grauwe klauwier de voorbije decennia een grote afname. Een laatste kleine populatie in Noordoost-Limburg hield stand tot eind de jaren 1990. Na enkele jaren van afwezigheid liet het Vlaamse broedbestand onlangs een licht herstel optekenen. 

Broedplaatsen
De grauwe klauwier overwintert in Afrika en komt in het voorjaar naar onze contreien om er te broeden. Broedparen maken hun nest bij voorkeur in brede, dichte doornstruiken, omgeven door bloemrijke hooilanden. Andere plaatsen zijn ook mogelijk, maar het gaat steevast om kleinschalige, gevarieerde, halfopen tot open cultuurlandschappen met een rijke fauna en flora. Structuurrijke vegetaties van doornstruwelen, bosjes en alleenstaande struiken zijn daarbij onmisbaar. 

Leefgebied verbeteren
Ondanks een omvangrijke populatie in Wallonië zijn de perspectieven voor een duurzaam herstel van de grauwe klauwier in Vlaanderen niet gunstig. Om dat te veranderen voorziet het soortenbeschermingsplan grauwe klauwier tal van gerichte acties en maatregelen, waaronder:
  • Het gericht beheer van bestaande leefgebieden
  • De realisatie van bijkomende leefgebieden, vooral binnen de speciale beschermingszones van het Natura 2000-netwerk
  • De ontsnippering van het leefgebied en de inrichting van verbindingen tussen (sub)populaties, zodat ook de populaties van prooidieren kunnen aangroeien. Er wordt onder meer ingezet op de aanleg van 40 kilometer nieuwe houtkanten, een maatregel waar ook andere soorten van kunnen profiteren
     
Natuur en Bos coördineert de uitvoering van het SBP en werkt daarvoor nauw samen met de verschillende betrokken actoren.

Meer info

Grote modderkruiper

De grote modderkruiper is een vis die vroeger wijdverspreid voorkwam in Vlaanderen en vooral bekend was om zijn onweersvoorspellende gave. De soort is sterk bedreigd en komt nog slechts op een aantal plaatsen voor door het verdwijnen van geschikt leefgebied en door verdroging als gevolg van de klimaatswijziging. Er wordt verwacht dat de maatregelen voor grote modderkruiper ook een lokaal gunstig effect zullen hebben tegen verdere verdroging.

Maatregelen
  • De meeste acties voor habitatherstel gebeuren in natuurgebieden langs de grotere waterlopen in Vlaanderen. 
  • Er zijn echter ook inspanningen vereist in de verbindingsgebieden die zich voornamelijk in landbouwgebied bevinden. 
  • Bovendien is voor deze soort een kweekprogramma noodzakelijk.
  • Daarnaast moet de verdere verspreiding van de Noord-Aziatische modderkruiper, een invasieve exoot, worden tegengegaan. Deze invasieve soort vormt door concurrentie een acute bedreiging voor de grote modderkruiper.
     
Meer info
Download:

Hamster

De hamster is een uiterst zeldzaam knaagdier dat in Vlaanderen de voorbije tien jaar alleen nog in enkele akkergebieden in Limburg en Vlaams-Brabant werd aangetroffen. Zijn leefgebied bestaat uit akkers, ruigtes en kleine landschapselementen met een löss- of leembodem waarin hij een ondergrondse burcht kan graven. De belangrijkste bedreigingen voor de hamster zijn de omzetting van graanakkers naar grasland of maïs, de toenemende schaalvergroting en intensivering in de landbouw (onder meer door diepploegen, zware machines, vroege oogsttijden, zware bemesting en het gebruik van chemische onkruidverdelgers) en de aanleg van wegen, waardoor leefgebieden en populaties versnipperd raken.

Maatregelen
Het soortenbeschermingsprogramma voor de hamster, dat op 21 december 2015 werd goedgekeurd, moet bijdragen aan het behalen van het Europese natuurdoel voor de soort in Vlaanderen. De belangrijkste streefdoelen in het SBP zijn:
  • Het ontwikkelen van een geschikt leefgebied voor de soort. De acties worden geconcentreerd in het bestaande leefgebied rond Widooie (Tongeren) in het zuiden van Limburg.
  • De inrichting van het leefgebied zal grotendeels gebeuren via beheerovereenkomsten, in samenwerking met de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en de lokale landbouwers. Bestaande beheerovereenkomsten worden aangepast en er worden nieuwe beheerovereenkomsten uitgewerkt om aan de ecologische vereisten van de hamster te voldoen. Hamsters hebben vooral nood aan voldoende voedsel en bescherming tegen predatoren. Naast beheerovereenkomsten wordt ingezet op andere vormen van innovatief, hamster-vriendelijk beheer dat te combineren valt met een reguliere hoofdteelt en dat in de landbouwbedrijfsvoering kan worden ingepast.
  • Zodra er genoeg leefgebied beschikbaar is, zal het SBP ook inzetten op herintroductie van hamsters. Dat is belangrijk vanwege de kleine populatieomvang, die een natuurlijk herstel van de soort uitsluit. De herintroductie wordt gekoppeld aan een kweekprogramma, monitoring en een predatiecontroleplan.
     
Tijdens informatiemomenten worden alle betrokkenen (landbouwers, jagers, lokale overheden, natuurverenigingen…) duidelijk over het project geïnformeerd. De projectpartners werken ook samen met actoren aan de Waalse kant van de gewestgrens. 

Meer info Met financiële ondersteuning van de Europese Commissie in het kader van het LIFE-project ‘Belgian Nature Integrated Project’
 

Haven van Antwerpen

Het SBP Antwerpse haven werd vastgesteld op 26 september 2022. Het SBP beoogt de dynamiek van het havengebied te verzoenen met het behoud van de talrijke beschermde soorten die er voorkomen, met respect voor de beschermingsbepalingen uit het Soortenbesluit die op deze soorten van toepassing zijn.

Bij het verlenen van een afwijking op de beschermingsbepalingen voor een soort uit het Soortenbesluit dient steeds afgewogen worden of het verlenen van de afwijking de gunstige staat van instandhouding van de populatie van de beschermde soort niet in het gedrang brengt. De uitvoering van dit SBP zorgt ervoor dat deze gunstige staat voor de beschermde soorten wordt gegarandeerd binnen het netwerk van ecologische infrastructuur in de haven. Daardoor kunnen economische activiteiten op de haventerreinen op een vlotte manier worden uitgevoerd terwijl het behoud van gezonde populaties van de beschermde soorten in het havengebied wordt verzekerd.  

Gezien er tientallen beschermde soorten in het havengebied voorkomen, werden deze voor de overzichtelijkheid en werkbaarheid gegroepeerd per type biotoop/leefgebied (soorten van droge graslanden, moerassen, …) of per soortgroep met uitgesproken eigen karakteristieken (gebouwbewonende zwaluwen, orchideeën, …). Voor iedere groep werd een paraplusoort of paraplu-soortengroep gekozen waarvan de leefgebiedvereisten de ecologische vereisten van de meeliftende soorten afdekken. Voor iedere paraplusoort werd vervolgens een Individueel Soortenbeschermingsprogramma Paraplusoort (ISBPP) opgemaakt waarin doelen, acties en maatregelen in detail worden uitgewerkt. 

Indien voor een bepaalde activiteit een afwijking op het Soortenbesluit wordt aangevraagd, volstaat het om een afwijking te verkrijgen voor de paraplusoort. De afwijking geldt dan meteen ook voor de met deze paraplusoort meeliftende soorten.  

Meer info
Download:

Hazelmuis

De hazelmuis is een oranjebruine, pluizige slaapmuis die ongeveer 10 centimeter lang wordt. Het diertje kan goed klimmen en is meestal te vinden in gevarieerde, structuurrijke loofbossen met een goed ontwikkelde ondergroei van bessen- en andere vruchtdragende struiken. De soort leeft vooral van besjes, nootjes en andere vruchten. Via goed ontwikkelde houtkanten verplaatsen hazelmuizen zich van de ene boskern naar de andere. Van de lente tot de herfst wonen ze in een nest in een struik of een boomholte, tijdens de wintermaanden kruipen hazelmuizen in hun nest of onder de grond voor een winterslaap

Maatregelen
De hazelmuis staat in Vlaanderen sterk onder druk: de Rode Lijst vermeldt de soort als ‘ernstig bedreigd’. Dat is vooral te wijten aan het grootschalige bosbeheer en aan het verdwijnen van zonnige bosranden en verbindende houtkanten. In Vlaams-Brabant en Limburg zijn veel populaties inmiddels verdwenen. Ook in de Voerstreek, waar de hazelmuis nog regelmatig opduikt, zijn de populaties zodanig gefragmenteerd dat er sprake is van inteelt en genetische verarming. Het soortenbeschermingsprogramma voor de hazelmuis focust dan ook op acties en maatregelen die bestaande populaties moeten versterken en verschillende populaties weer met elkaar moeten verbinden
  • Het leefgebied van de hazelmuis wordt versterkt door het creëren van lichtrijke, gevarieerde loofbossen met een uitgebreide ondergroei van vruchtdragende struiken.
  • De ontwikkeling van geleidelijke bosranden met dichte struwelen moet de soort meer voedsel en beschutting bieden.
  • Houtkanten tussen twee boskernen bieden hazelmuizen de mogelijkheid om veilig te migreren.
Het hazelmuisvriendelijker inrichten van bestaande bossen gebeurt vooral binnen de speciale beschermingszone van het Natura 2000-netwerk. Verschillende boskanten worden met elkaar verbonden via nieuwe, brede houtkanten of het herstel van het tussenliggende bocagelandschap. Natuur en Bos coördineert de uitvoering van het SBP en werkt daarvoor nauw samen met de verschillende betrokken actoren.

Meer info

Heikikker

De heikikker is een vrij kleine kikker (maximaal 7 centimeter lang) die sterk op de bruine kikker lijkt. Door zijn onopvallende kleur en schuwe karakter is hij erg moeilijk te vinden. Alleen tijdens de paartijd kleuren sommige mannetjes tijdelijk blauw, waardoor ze makkelijker gespot worden. Heikikkers leven het liefst op open plekken met kleine watertjes zoals vennen en poelen. Ze voelen zich zowel thuis in het bos als in een heideveld of een half-natuurlijk grasland. Door de verdroging en verzuring van zijn leefgebied heeft de heikikker het al een hele tijd moeilijk.

Inspanningen
De jongste jaren zijn er veel inspanningen geleverd om de kwaliteit van vennen en heidegebieden te herstellen en om gebieden met elkaar te verbinden. Vooral in grote natuurgebieden is de situatie verbeterd. Toch is er nog werk aan de winkel. Het soortenbeschermingsprogramma voor de heikikker wil:
  • Het leefgebied van de heikikker kwaliteitsvol inrichten en beheren, om zo de resterende populaties te versterken
  • Naburige populaties en leefgebieden beter met elkaar verbinden, om de genetische verarming van de soort tegen te gaan. Het SBP doet onder meer een beroep op lopende landinrichtingsprojecten om de impact op het omringende landgebruik te beperken
     
De acties in het soortenbeschermingsprogramma voor de heikikker zijn ook positief voor andere amfibieënsoorten, zoals de rugstreeppad, de poelkikker en de kamsalamander. Een kwaliteitsvol leefgebied voor de heikikker betekent een belangrijke meerwaarde voor verschillende andere bedreigde soorten die in het heide- en veenland-schap leven. 

Meer info Met financiële ondersteuning van de Europese Commissie in het kader van het LIFE-project ‘Belgian Nature Integrated Project’
 

Heivlinder

De heivlinder is een middelgrote vlinder met een voorvleugellengte van 2 à 2,5 centimeter. Hij heeft grijsbruine vleugels met een brede oranje band. Door zijn onopvallende kleuren is een heivlinder heel moeilijk te zien als hij met gesloten vleugels zit te zonnen op een stuk zand of rotsen. De heivlinder houdt van warmte en heeft een voorkeur voor open heide- en duinlandschappen. Om hem een goede thuis te bieden moet een landschap bovendien over enkele cruciale elementen beschikken: 
  • Geschikte waardplanten (planten waarvan de rupsen kunnen eten)
  • Nectarbronnen zoals bramen of koninginnenkruid
  • Bomen en struiken om beschutting te zoeken bij warm weer
  • Een gepast microklimaat
     
Maatregelen
Het soortenbeschermingsprogramma voor de heivlinder werd goedgekeurd op 19 december 2016. Het focust op het versterken van verschillende Europees te beschermen habitats, vooral heidegebieden, landduinen en kustduinen. De maatregelen uit het SBP zullen concreet worden uitgevoerd in 13 behoudseenheden in de Kempen en aan de kust. De belangrijkste acties zijn:
  • De oppervlakte aan leefgebieden behouden en vergroten
  • De kwaliteit van de leefgebieden verhogen door een aangepast beheer
  • Kolonisatiegebieden inrichten
  • ‘Stapstenen’ veiligstellen
  • Beheerplannen doorlichten met het oog op de impact van de klimaatverandering op de heivlinder en zijn leefgebied
  • Inzetten op onderzoek, monitoring, communicatie en sensibilisering, met extra aandacht voor tips en praktische richtlijnen voor beheerders van leefgebieden
     
Meer info

Kamsalamander

De kamsalamander is de grootste inheemse watersalamander van Vlaanderen. Mannetjes worden tot 16 centimeter lang, vrouwtjes kunnen 18 centimeter worden. Kamsalamanders hebben een bruine kop, rug en staart en een opvallende gele of oranjerode buik met zwarte vlekken. Daarom worden ze ook wel ‘waterdraakjes’ genoemd. De felgekleurde buik is bedoeld om grote roofvissen af te schrikken: hij geeft de kamsalamander een giftig uiterlijk. Tijdens de paartijd ontwikkelen mannelijke waterdraakjes een grote kam.

Bedreigde soort
De kamsalamander leeft overdag verborgen op de bodem van een poel, het liefst tussen dichte vegetatie of onder een overhangende oeverrand. ’s Nachts is hij actief en zit hij vaak aan de waterkant. Hoe het precies met de soort gesteld is, is moeilijk te zeggen. Kamsalamanders lijden fel onder het verdwijnen of tijdelijk droogvallen van voort-plantingspoelen en het verdwijnen van geschikte landbiotopen. De jongste jaren zijn er veel inspanningen geleverd op het terrein, zoals het inrichten van landleefgebieden en het graven van nieuwe poelen in de buurt van gekende voortplantingsplaatsen. Toch is de toekomst van het mooie waterdraakje sterk bedreigd. 

Actie nodig
Het soortenbeschermingsprogramma voor de kamsalamander wil alle resterende populaties een boost geven. De belangrijkste doelen zijn:
  • Natuurbeheerders stimuleren om het leefgebied van de kamsalamander kwaliteitsvol in te richten en te beheren
  • Betere verbindingen tussen naburige populaties en leefgebieden om de soort meer ruimte te geven en het genetische isolement te doorbreken. Daarvoor doet het SBP onder meer een beroep op lopende landinrichtingsprojecten om de impact op het landgebruik te verkleinen
  • Er komt ook een specifieke projectsubsidie voor populaties die niet op de reguliere subsidies kunnen steunen. Zo kunnen ook de kwetsbaarste populaties geholpen worden.
     
Ook andere amfibiesoorten, zoals de watersalamander en de knoflookpad, hebben baat bij de maatregelen uit het soortenbeschermingsprogramma voor de kamsalamander.

Meer info Met financiële ondersteuning van de Europese Commissie in het kader van het LIFE-project ‘Belgian Nature Integrated Project’ LIFE 14 IPE BE002 BNIP 
 

Knoflookpad

De knoflookpad is een vrij plomp gebouwde pad die 5 tot 7 centimeter lang kan worden. Hij heeft een gladde huid met bruine, bruingroene of roodbruine vlekken en opvallende, goudkleurige ogen. Omdat de knoflookpad vooral ’s nachts actief is, is hij moeilijk te spotten. Het zeldzame diertje heeft bovendien een scherp gerande graafknobbel aan de hiel van de achterpoten, waarmee hij zich snel in het zand kan ingraven. Het leefgebied van de knoflookpad bestaat uit open, zandige bodems in de buurt van (middel)grote, liefst visvrije waterpartijen die voldoende voedsel bieden en als paaiplaats kunnen dienen.

Kieskeurig
Buiten de voortplantingstijd leeft de knoflookpad vooral onder de grond. Hij is gebonden aan terreinen met een losse, zandige bodem waarin hij zich makkelijk kan ingraven. Maar de combinatie van zandige bodems met voedselrijke waterpartijen komt niet zo vaak voor. De bestaande biotopen lijden bovendien onder verdroging, verlanding, verzuring en eutrofiëring (een teveel aan voedingsstoffen in het water, waardoor overmatige algengroei ontstaat). 

Maatregelen
Het soortenbeschermingsprogramma voor de knoflookpad werd goedgekeurd op 19 december 2016. Het streeft naar een groter verspreidingsgebied van de pad en wil de bestaande populaties versterken tot minimaal 50 roepende mannetjes per populatie. Om dat te bereiken moet de kwaliteit van de leefgebieden verbeterd worden. Er wordt onder meer gewerkt aan:
  • Het terugdringen van verzuring en eutrofiëring
  • Het verwijderen van vissen uit de voortplantingswateren
  • Het in stand houden van stuifduinen en andere open, zandige plekken in de buurt van een poel
  • Het wegwerken van migratiebarrières, onder meer door de aanleg van verbindingsgebieden
  • Het kweken en uitzetten van nieuwe knoflookpadden
  • Het soortenbeschermingsprogramma zet daarnaast in op meer onderzoek, monitoring, communicatie en sensibilisering
     
Naast de verbetering van de bestaande leefgebieden beoogt het soortenbeschermingsprogramma de ontwikkeling van een extra leefgebied van 3 tot 4 hectare in de omgeving van Peer. Het nieuwe terrein bestaat uit open poelen en droge heide en wordt gerealiseerd door de gemeente Peer, in het kader van een gesubsidieerd project waar ook de lokale landbouwers, de landbouworganisaties, de natuursector, de watering van De Dommelvallei, de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en Natuur en Bos aan meewerken.  

Meer info Met financiële ondersteuning van de Europese Commissie in het kader van het LIFE-project ‘Belgian Nature Integrated Project’
 

Kwartelkoning

De kwartelkoning is – ondanks zijn misleidende naam – geen hoenderachtige maar een ral. Hij is verwant met de bekendere meerkoet en de waterral. De kwartelkoning heeft een roze snavel en poten, een geelbruin lichaam met donkere vlekken op de rug en roestbruine vleugels. De soort blijft nog meer dan andere rallen in de vegetatie. Daardoor kan hij bijna uitsluitend aan zijn zang herkend worden: een luid raspend, ver dragend ‘crex crex’, dat doet denken aan het geluid van een duim die over een kam strijkt.

Gevoelig voor maaien
De kwartelkoning is een zomerse broedvogel die in Vlaanderen liefst een territorium zoekt in niet al te dichte, bloemrijke hooilanden. Kwartelkoningen zijn trekvogels en komen maar laat in het voorjaar aan in de broedgebieden: half mei tot eind juni. Vrouwelijke kwartelkoningen broeden 2 nestjes uit: één keer in de (late) lente en een tweede keer in de zomer. Kwartelkoningkuikens kunnen dus tot half augustus in het gras verborgen leven. Door de late vestiging en de lange broedperiode is de soort erg gevoelig voor maaiactiviteiten.

Groter leefgebied
Het soortenbeschermingsprogramma voor de kwartelkoning werd op 26 september 2022 vastgesteld en ondersteunt de graduele opbouw van een vaste Vlaamse broedpopulatie van minimaal 100 broedparen. Momenteel komen jaarlijks slechts enkele tot hooguit een tiental paartjes tot broeden, voor het herstel van de populatie voorziet het SBP de nodige bijkomende aandacht.

Een belangrijke maatregel is het ontwikkelen van bijkomend leefgebied voor de kwartelkoning. Dat zal hoofdzakelijk gebeuren binnen de speciale beschermingszones van het Natura 2000-netwerk en in de overstromingsgebieden die in het kader van het geactualiseerde Sigmaplan worden aangelegd. In de nieuw te ontwikkelen gebieden en in de gebieden die nu al geschikt zijn voor de kwartelkoning zal de vogel actief beschermd worden door een aangepast, uitgesteld maaibeheer zodat de kuikens in alle veiligheid kunnen opgroeien in het hoge gras. Voor kwartelkoningterritoria buiten natuurgebieden, worden ad hoc beschermingsmaatregelen uitgewerkt in overleg met de betrokken landbouwers.

Coaching van natuurbeheerders
Omdat de soort een erg onregelmatige en onvoorspelbare broedvogels is, is er bij veel natuurbeheerders geen ervaring meer mee. De gangbare late maaidata in natuurgebieden komen voor de kwartelkoning nog te vroeg om veilig te kunnen broeden, zodat natuurbeheerders er specifieke aandacht voor moeten hebben. Bovendien is de aanwezigheid van de soort, na de vestigingsfase, erg moeilijk vast te stellen. Het SBP voorziet dan ook om in de meest kansrijke gebieden de beheerders te ondersteunen bij het monitoren van de aanwezigheid van de soort en hen goed te begeleiden als er effectief territoria worden vastgesteld. Door deze coaching raken natuurbeheerders terug vertrouwd met de kwartelkoning en zijn specifieke vereisten, zodat de soort in deze gebieden in de toekomst terug in alle veiligheid terecht kan.

Meer info
Download:

Otter

Otters werden tot 1965 actief bejaagd waardoor de populatie sterk afnam. De toenemende watervervuiling met micropolluenten en verlies aan geschikt leefgebied deden de soort op de meeste plaatsen verdwijnen.

In het voorbije decennium is de situatie van de otter in Vlaanderen enigszins veranderd en blijkt de soort weer gevestigd te zijn in de Scheldevallei en wellicht ook in de Maasvallei. Naar verwachting zal de otter in de komende jaren op nog meer locaties opduiken. 

Ondanks dit vooruitzicht wordt de regionale staat van instandhouding als zeer ongunstig beoordeeld, zeker ten aanzien van een mogelijke verdere populatieontwikkeling. 

De grootste uitdagingen om de staat van instandhouding te verbeteren en die aangepakt worden in het SBP, zijn de aanpak voor ontsnippering, het terugdringen van de risico’s op verkeerssterfte en het verbeteren van de waterkwaliteit. Concreet zal hiervoor gewerkt worden aan het wegwerken van prioritaire verkeersknelpunten, het aanleggen van fauna-uitstapplaatsen langs waterlopen en kanalen, zorgen voor schuil- en rustplaatsen langs waterlopen, uitvoeren van slibruimingen en waar mogelijk die ook nog koppelen aan reeds geplande herinrichtingswerken. 

Deze maatregelen komen niet enkel otter ten goede, ook andere dieren en hun leefgebieden profiteren hiervan. De aanpak van de (historische) waterverontreiniging zal evenzeer de polluentenvracht in prooisoorten van otter zoals paling, baars en voorn verlagen. De aanleg van fauna-uitstapplaatsen zorgt ervoor dat ook andere soorten zoals de ree veilig uit het water raken. Aangepast beheer geeft extra kansen voor soorten zoals de roerdomp en de bruine kiekendief. Daarom kan de otter als vlaggenschipsoort beschouwd worden voor het integraal beheer van hoogwaardige, waterrijke natuursystemen. Het verdient dan ook sterk aanbeveling om de otter systematisch te betrekken bij tal van lopende en opstartende programma’s (o.a. de Blue deal, de Europese Green Deal, de stroomgebiedbeheerplannen). Sensibilisering van zowel overheden als private instanties is een speerpunt voor het welslagen van de doelstellingen uit het SBP otter.

Omwille van de gewenste afstemming met langlopende programma’s (zoals het Sigmaplan) voor de uitvoering van de terreinmaatregelen en de uitgestrekte leefgebieden van otters dienen, moet een realisatieperiode voor ogen worden gehouden die de looptijd van het SBP van vijf jaar, ruim zal overstijgen. In het nu voorliggende programma wordt alvast een belangrijke aanzet gepland voor concrete realisaties in de Scheldevallei, de regio van de Antitankgracht in de Antwerpse Kempen, en de Maasvallei, samen met de nodige begeleidende onderzoeksactiviteiten rond o.a. monitoring van de otter en van de kwaliteit van zijn leefgebied, met de bedoeling de soort op termijn in een gunstige staat van instandhouding te krijgen.
 

Poelkikker

De poelkikker wordt ongeveer 4 tot 6 centimeter groot en is daarmee de kleinste van de drie soorten groene kikkers die Vlaanderen rijk is. Hij is meestal grasgroen met een felgroene streep op de rug. De poelkikker leeft bij voorkeur in vochtige heidegebieden, laagveengebieden en voedselarme moerassen. Vennen, grachten en kleine vijvers vormen geschikte voortplantingsplaatsen. Buiten de voortplantingsperiode leven poelkikkers vooral op het land, maar wel in de onmiddellijke nabijheid van water. In Vlaanderen komen ze vooral voor in de provincies Antwerpen en Limburg.

Onderscheid maken
De poelkikker is moeilijk te onderscheiden van de twee andere groene kikkers. Daarom is er weinig geweten over zijn precieze leefgebieden en de grootte van de populaties. Het soortenbeschermingsprogramma voor de poelkikker wil:
  • De kwaliteit van de leefgebieden verbeteren. Het soortenbeschermingsprogramma maakt daarbij gebruik van lopende projecten om de impact op het omringende landgebruik beperkt te houden.
  • Inzetten op onderzoek dat de monitoring kan verbeteren. Dat moet toelaten om maatregelen gerichter toe te passen. 
     
Een verbetering van het leefgebied van de poelkikker heeft ook een positieve impact op andere soorten, zoals de gladde slang, de heikikker, libellen, vlinders en de geelgerande oeverspin. 

Meer info
Met financiële ondersteuning van de Europese Commissie in het kader van het LIFE-project ‘Belgian Nature Integrated Project’ LIFE 14 IPE BE002 BNIP 
 

Porseleinhoen

Het porseleinhoen is een kleine ral, verwant met het bekendere waterhoen en de meerkoet. Hij heeft een gele snavel, een bruin geschubde rug en vleugels, en een grijswitte onderkant. Porseleinhoenen zijn zeldzame moerasvogels die zich niet graag laten zien. Ze vliegen niet snel op, maar sluipen ongezien weg door de vegetatie. Het porselein-hoen is vooral ’s nachts actief en kan dan aan zijn opvallende zang herkend worden: een veelvuldig herhaald ‘whuitt’, dat klinkt als een zweepslag.  

Leefgebieden verdwijnen
Het porseleinhoen is altijd een vrij zeldzame broedvogel geweest in Vlaanderen. De laatste decennia is het aantal broedparen verder gedaald van enkele honderden tot een handvol koppels. Dat komt vooral door het verdwijnen van geschikte leefgebieden en het verdrogen en dichtgroeien van de overblijvende moerassen. Porseleinhoenen verkiezen grote, open moerasgebieden met daarin een kleinschalige mozaïek aan lage moerasvegetaties, ondiep open water en ruigere vegetatie. 

Maatregelen
Het soortenbeschermingsprogramma voor het porseleinhoen streeft naar een gezonde populatie van zeventig of meer broedparen. Om dat te bereiken is het belangrijk om bestaande moerasgebieden geschikt te houden of opnieuw geschikt te maken. 
  • Door beheerders van moerasgebieden aan te spreken is het mogelijk om het moerasbeheer te verfijnen en opnieuw de vereiste variatie in het moeras te brengen.  
  • Er is ook nieuw moerasgebied nodig. De uitvoering van het geactualiseerde Sigmaplan zal die uitbreiding voor een belangrijk deel invullen. Om het beheer van de nieuwe moerasgebieden meteen op het juiste spoor te zetten wordt onderzocht wat de aantrekkelijkste elementen zijn in de bestaande broedgebieden.
     
Het soortenbeschermingsprogramma focust op één soort, maar het neemt heel wat andere moerasbewoners mee op sleeptouw, zoals de bruine kiekendief en het woudaapje. Op die manier draagt het soortenbeschermingsprogramma op een bredere manier bij aan het natuurbehoud in Vlaanderen.

Meer info
Met financiële ondersteuning van de Europese Commissie in het kader van het LIFE-project ‘Belgian Nature Integrated Project’ LIFE 14 IPE BE002 BNIP Actie A2: SBP porseleinhoen
 

Roerdomp

De roerdomp is een van de meest karakteristieke moerasvogels van Vlaanderen. Het is een middelgrote, geelbruine reiger met een korte, dikke nek en vrij korte poten. Op zijn lichtbruine lichaam heeft hij een ingewikkeld patroon van zwarte, Z-vormige tekeningen. Die vormen de perfecte camouflage als hij tussen rietstengels zit. 

Hoge eisen
Om optimaal te gedijen heeft de roerdomp grote, samenhangende leefgebieden nodig, met proper, helder water en genoeg kwaliteitsvolle rietvegetaties. Door die hoge vereisten staat de vogelsoort in Vlaanderen onder druk. Tot halverwege de 20ste eeuw nam de populatie vooral af door het verdwijnen van moerasgebieden. De laatste decennia heeft de roerdomp ook te kampen met versnippering van het leefgebied en met de gevolgen van verdroging en eutrofiëring (een teveel aan voedingsstoffen in waterpartijen, waardoor overmatige algengroei ontstaat). 

Leefgebied verbeteren
Het soortenbeschermingsprogramma voor de roerdomp wil bijdragen aan een grotere populatie roerdompen in Vlaanderen. De gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen streven naar 75 broedparen, terwijl er de jongste jaren gemiddeld 20 à 35 werden waargenomen. Het soortenbeschermingsprogramma zet actief in op:
  • Het behoud van bestaande leefgebieden. Een gunstig beheer kan daarin een grote rol spelen. Zo kunnen een gepaste visstand en een goed vijverherstelbeheer bijdragen aan voldoende bereikbaar voedsel voor de roerdomp. Ook het waterpeilbeheer is een belangrijke factor. Een aangepast waterpeil kan een rol spelen in het beheer van vochtige graslanden, die als bijkomend foerageergebied kunnen dienen. 
  • De ontwikkeling van nieuwe leefgebieden. Dit zal vooral gebeuren in de speciale beschermingszones van het Natura 2000-netwerk. Belangrijke gebieden zijn onder meer de Sigmaplan-gebieden rond de Schelde en haar zijrivieren, het Vijvergebied Midden-Limburg en de speciale beschermingszones in Noordoost-Limburg. Ook op andere plaatsen kunnen er (kleinere) leefgebieden voor de roerdomp bijkomen of verbeterd worden, bijvoorbeeld in Pulderbos-Krabbelshof in de provincie Antwerpen (een project met een Investeringssubsidie Natuur). 
  • Het vergroten van de kennis over de roerdomp. Door middel van een goede monitoring wordt er opgevolgd of de genomen maatregelen ook effectief leiden tot een toename van de populatie. Daarnaast wordt ingezet op meer communicatie en sensibilisering rond de roerdomp.
     
Meer info Met financiële ondersteuning van de Europese Commissie in het kader van het LIFE-project ‘Belgian Nature Integrated Project’
 

Rugstreeppad

De rugstreeppad is een middelgrote pad die 4 tot 7 centimeter lang kan worden. Hij heeft vrij korte, forse poten, een grijsbruin lichaam met lichte en donkere vlekken en een gele streep op zijn rug. De vrij grote ogen zijn geelgroen met een horizontale pupil. De rugstreeppad wordt in heel Vlaanderen waargenomen, maar zijn verspreidingsgebied is sterk versnipperd. De grootste populaties zijn te vinden in de Kempen, aan de westkust en in het havengebied rond Antwerpen. 

Pioniersgebieden
De rugstreeppad heeft een specifiek leefgebied nodig, met droge, warme en zandige bodems en zonnige poelen met weinig vegetatie. De soort voelt zich thuis in duin- en heidegebieden en op terreinen die sterk door menselijke activiteiten beïnvloed zijn, zoals oude kleiputten, zandgroeves, bouwterreinen en met zand opgespoten industrie- en havengebieden. De grootste bedreigingen voor de rugstreeppad zijn:
  • Verdroging van ondiepe voortplantingswateren (door drainage of waterwinning in de buurt) 
  • Eutrofiëring (een teveel aan voedingsstoffen in het water, waardoor overmatige algengroei ontstaat) 
  • De aanwezigheid van vissen en watervogels
     
Om de rugstreeppad beter te beschermen is het belangrijk om leefgebieden in een ‘pionierssituatie’ te behouden of te creëren. Concreet gaat het bijvoorbeeld om pas gegraven poelen waarin nog maar weinig vegetatie voorkomt. De soort heeft dan ook baat bij een poelennetwerk met poelen in verschillende stadia. In het soortenbeschermingsprogramma ligt de focus op het herstel van het water- en landleefgebied van de soort. Voor enkele populaties is de situatie heel ernstig en wordt bekeken of het mogelijk is om dieren te verplaatsen of gekweekte rugstreeppadden toe te voegen

Meer info
Met financiële ondersteuning van de Europese Commissie in het kader van het LIFE-project ‘Belgian Nature Integrated Project’ LIFE 14 IPE BE002 BNIP
 

Vleermuizen

In Vlaanderen leven zo’n 20 soorten vleermuizen. Hoewel veel mensen hen wat eng vinden, zijn het zachtaardige insecteneters. Het zijn ook de enige zoogdieren die echt kunnen vliegen. Om prooien te vangen doen vleermuizen een beroep op echolocatie: ze roepen heel luid en door de echo’s van die roep kunnen ze zich een beeld van de omgeving vormen. De geluiden die ze maken liggen gelukkig boven de menselijke gehoorgrens. Elke vleermuissoort heeft zijn eigen ecologie, maar de verschillende soorten overwinteren vaak samen en jagen in dezelfde gebieden. 

Maatregelen
Het soortenbeschermingsprogramma voor vleermuizen focust op een tiental zeldzame en vrij veeleisende soorten, maar ook de minder bedreigde soorten plukken er de vruchten van. Het soortenbeschermingsprogramma omvat verschillende maatregelen, zoals:
  • Duurzame bescherming van locaties waar grote aantallen vleermuizen overwinteren, zoals de Antwerpse fortengordel en de Haspengouwse mergelgrotten
  • Locaties waar vleermuizen overwinteren groen en bereikbaar maken én houden, want in de zomer kunnen vleermuizen tot 100 kilometer verderop leven
  • Creatie van warme zolders in historische gebouwen, voor zolderbewonende soorten
  • Bosbeheer op maat van boombewonende soorten
     
Naast bescherming richt het soortenbeschermingsprogramma zich op onderzoek. Hoewel de voorbije jaren veel nieuwe kennis vergaard is over vleermuizen, blijven nog heel wat belangrijke vragen onbeantwoord. Zo is van de meeste soorten slechts een deeltje van hun leefgebied bekend. Dat biedt te weinig houvast om ze duurzaam te kunnen beschermen en de populaties weer op peil te brengen. Het soortenbeschermingsprogramma wil daarom nagaan welke gebieden echt belangrijk zijn voor bedreigde soorten zoals de meervleermuis, de mopsvleermuis, de ingekorven vleermuis en de Bechsteins vleermuis. Zo kunnen de nodige beschermingsmaatregelen op de juiste plaats worden ingezet. 

Meer info

Vliegend hert

Het vliegend hert is onze grootste inheemse kever. Hij kan tot 9 cm groot worden. Hij brengt het grootste deel van zijn leven als larve door in dood hout. Zijn kenmerkende gewei maakt van hem een slechte vlieger, waardoor hij niet snel nieuwe leefgebieden bereikt. 

Momenteel zijn er slechts vier populaties in Vlaanderen: drie in stedelijke gebieden in Vlaams-Brabant en een in Voeren. De laatste jaren zijn er al inspanningen geleverd om zijn leefgebieden te beschermen en versterken, maar toch zijn er extra maatregelen nodig.

Over tuinen en broedhopen
Het vliegend hert verkiest met zon beschenen zuidgerichte hellingen in Vlaams-Brabant en Haspengouw-Voeren, en andere typische landschapselementen uit die regio’s, zoals holle wegen en hoogstamboomgaarden.

Om de resterende populaties te behouden is het van groot belang de huidige leefgebieden te beschermen. Daarnaast worden mogelijkheden voor nieuwe leefgebieden onderzocht. Het aanleggen van broedhopen is een belangrijke eerste stap, zowel in natuurgebieden als in tuinen. Het volstaat om op de juiste manier voldoende boomstronken in te graven: een natuurlijk klautertoestel voor kinderen en een veilige broedlocatie voor het vliegend hert!

Vanwege zijn voorkomen binnen de stedelijke omgeving rekenen we dan ook sterk op het enthousiasme van buurtbewoners. Daarom zullen we verder inzetten op sensibilisering, overleg en ondersteuning van de gebieden waar deze zeldzame kever voorkomt.

Meer info
Download: Met financiële ondersteuning van de EU in het kader van het LIFE-project LIFE 14 IPE BE002 BNIP
 

Vroedmeesterpad

De vroedmeesterpad is een kleine paddensoort die slechts 3 tot 5 centimeter lang wordt. Het zeldzame diertje heeft een gedrongen lichaam en een relatief grote kop. De warmteminnende vroedmeesterpad komt in Vlaanderen bijna uitsluitend voor op zonnige hellingen in de Voerstreek, het zuiden van Haspengouw en het Brabants heuvelland. Daar zoekt hij terreinen met een losse, stenige bodem. Ook in de omgeving van boerderijen, kerkhoven, verlaten groeves en ruïnes vindt de vroedmeesterpad weleens een geschikt leefgebied, zeker als er een waterplas in de buurt is. De padjes hebben nood aan kale, onbeschaduwde en visvrije poelen die het hele jaar water bevatten, zoals veedrinkpoelen, bronpoelen, kleine vijvers en zelfs drinkbakken voor vee. 

Zorgzaam
Tijdens de paartijd vormen vroedmeesterpadjes roepkoren nabij een voortplantingspoel. Hun typische fluittonen verraden dan hun aanwezigheid. De eitjes worden bij het paren niet in het water gelegd: het mannetje wikkelt ze om zijn achterpoten en draagt ze enkele weken mee, tot de larven voldoende ontwikkeld zijn. Pas dan worden ze in de poel gelegd. Op die manier sterven er minder dikkopjes dan bij de meeste andere paddensoorten. Dat is belangrijk omdat vroedmeesterpadjes ook minder eieren leggen.

Bedreigd
Door zijn honkvaste karakter – hij wijkt niet graag uit naar nieuwe leefgebieden – is de vroedmeesterpad erg gevoelig voor isolatie en versnippering. De voorbije decennia zijn heel wat populaties verdwenen. De resterende groepen zijn erg klein en kwetsbaar geworden. De belangrijkste bedreigingen voor de soort zijn nu:
  • Toenemende verbossing van landbiotopen 
  • Het verdwijnen van zonnige overgangsbiotopen
  • Het wegvallen van geschikte voortplantingswateren, onder meer door verdroging, verlanding, beschaduwing en eutrofiëring (een teveel aan voedingsstoffen in het water, waardoor overmatige algengroei ontstaat)
     
Het soortenbeschermingsprogramma voor de vroedmeesterpad wil de resterende populaties zo snel mogelijk weer op een veilig peil krijgen. Het voorziet daarom maatregelen voor het herstel van geschikte landbiotopen in combinatie met het herstel en de aanleg van nieuwe voortplantingsbiotopen. Omdat vroedmeesterpadden bij voorkeur recent geschoonde poelen benutten, is het belangrijk om geschikte waterpartijen goed te beheren. Daarom bevat het soortenbeschermingsprogramma ook acties om beheerders van vroedmeesterpadterreinen beter te begeleiden, zodat ze een duurzaam soortgericht beheer kunnen voeren. Omdat veel relictpopulaties inmiddels heel klein zijn geworden, wordt ook onderzocht of het herstel van de populaties via een kweekprogramma ondersteund moet worden. Natuur en Bos coördineert de uitvoering van het SBP en werkt nauw samen met alle betrokken actoren.

Meer info Met financiële ondersteuning van de EU in het kader van het LIFE-project LIFE 14 IPE BE002 BNIP 
 

Weidevogels met focus op grutto en wulp

De broedpopulaties van typische weidevogels in Vlaanderen, en in de hele wereld, gaan sterk achteruit. Actieplannen op Europese schaal of in een nog breder internationaal kader zijn noodzakelijk (onze grutto’s overwinteren namelijk in West-Afrika).

De focus van dit SBP ligt op grutto en wulp. Beide soorten broeden in Vlaanderen in duidelijk af te bakenen gebieden. Zo kunnen gerichte maatregelen genomen worden door natuurbeheerders en landbouwers. Ook andere weidevogels zoals kievit, paapje, slobeend, zomertaling... zullen daarvan profiteren.

Bedreigingen
Intensief landbouwgebruik heeft een impact op het verdwijnen van hun leefgebied. Zo vinden maaiwerkzaamheden al middenin het broedseizoen plaats. Nesten en kuikens maken daarbij weinig kans. Naast het verdwijnen van stukken leefgebied versnippert en vermindert de kwaliteit van wat nog rest door o.a. drainage van voor weidevogels aantrekkelijke natte graslanden.

De uitdaging ligt er vooral in om in deze gebieden samen met natuurbeheerders, landbouwers en andere relevante actoren aan een optimaal weidevogelgebied te werken. Knelpunten kunnen zich immers enerzijds situeren bij het beheer op perceelsniveau, maar soms zijn ook waterpeilen of de landschappelijke openheid op gebiedsniveau belangrijke werkpunten.

Meer info
Download:

Zomertortel

De zomertortel is een van de trekvogels die het laatst terugkeren uit Afrika, rond eind april - begin mei. Het is een van de meest bedreigde broedvogels in Noordwest-Europa. Er blijft hooguit 10 % over van het aantal broedparen van 20 jaar geleden. Dit gaf aanleiding tot de opmaak van een Europees actieplan waar we vanuit Vlaanderen met dit SBP aan bijdragen.

Maatregelen
De zomertortel broedt in bosranden of struwelen en voedt zich vooral met onkruidzaden die hij al scharrelend op braakliggende, schaarsbegroeide terreinen en akkers vindt. Braakliggende terreinen worden in ons intensief gebruikte landschap steeds zeldzamer en op onze intensief bewerkte en behandelde akkers vallen ook steeds minder onkruidzaadjes te rapen. 

De maatregelen voor zomertortel zijn gericht op het versterken van het voedselaanbod rond de broedplekken zodat de oudervogels zich maximaal kunnen toeleggen op het grootbrengen van 2 tot zelfs 3 nestjes.
Een ander belangrijk knelpunt voor het populatieherstel van de zomertortel is de te hoge jachtdruk tijdens de trek en de overwintering in Zuid-Europa. Dat knelpunt wordt op niveau van de EU aangepakt.

Meer info
Download: Met financiële ondersteuning van de EU in het kader van het LIFE-project LIFE 14 IPE BE002 BNIP
 
Toon op de webpagina enkel de aangeklikte paragraaf
0
Verberg introductie
0